DOQ

Amerikaanse leidraad over diagnostiek en behandeling van MINS

Zo’n 20% van de patiënten die een grote niet-cardiale operatie hebben ondergaan, ontwikkelt na deze operatie myocardschade, MINS genaamd. In de meeste gevallen is deze myocardschade asymptomatisch, maar moet wel vastgesteld en behandeld worden. In een leidraad geeft de American Heart Association een overzicht van deze complicatie en doet aanbevelingen voor de klinische praktijk en voor toekomstig klinisch onderzoek.

Van de opgenomen patiënten van ≥ 45 jaar oud die een niet-cardiale operatie hebben ondergaan, overlijdt rondom de operatie zo’n 1-2%. De helft van deze sterfgevallen wordt toegeschreven aan cardiovasculaire complicaties van de operatie.

Postoperatieve verhogingen van cardiale biomarkers

Na een niet-cardiale operatie zijn vaak de niveaus van cardiale biomarkers die wijzen op myocardschade, zoals het cardiaal troponine (cTn), verhoogd. In het verleden zijn afwijkingen van deze biomarkers genegeerd, omdat de hieraan gerelateerde symptomen, zoals pijn op de borst en kortademigheid, in de postoperatieve setting zeldzaam zijn. Echter, zelfs asymptomatische verhogingen van cardiale biomarkers na een niet-cardiale operatie blijken gepaard te gaan met een toegenomen overlijdensrisico en ernstige cardiovasculaire complicaties.

Omdat postoperatieve cardiale biomarkers van belang zijn voor de prognose, is een nieuwe klinische diagnose opgesteld: myocardschade na een niet-cardiale operatie (MINS). Dit omvat myocardinfarcten en ischemische myocardschade die niet voldoen aan de definitie van een myocardinfarct, gedefinieerd als myocardschade in combinatie met een stijging of daling van cTn boven de 99e percentiel van de bovenste referentiewaarde en ≥ 1 van de volgende kenmerken: ischemische symptomen, nieuwe ischemische elektrocardiografische (ecg)-afwijkingen, het ontstaan van nieuwe pathologische Q-golven op het ecg, bewijs van myocardischemie op de beeldvorming of bewijs bij angiografie of tijdens de autopsie voor een trombus in een coronairvat.

Verband met het overlijdensrisico

MINS toont een onafhankelijk en krachtig verband met het overlijdensrisico op de korte en lange termijn, zelfs bij afwezigheid van symptomen, ecg-afwijkingen of beeldvormend bewijs van myocardischemie passend bij een myocardinfarct. Daarom moeten patiënten die een hoog risico op perioperatieve cardiovasculaire complicaties hebben, na een niet-cardiale operatie gemonitord worden op het ontstaan van myocardschade.

Adviezen voor surveillance

De Amerikaanse auteurs adviseren om bij hoogrisicopersonen die een niet-cardiale operatie ondergaan, gedurende de eerste 48-72 uur postoperatief meerdere keren het cTn-niveau te meten. Door de surveillance van het troponine-niveau wordt MINS niet gemist en ontstaat de mogelijkheid om secundaire profylactische maatregelen en een passende follow-up te starten.

De auteurs vinden het rationeel om bij patiënten met de diagnose MINS, met name bij patiënten met manifeste hart- en vaatziekten of degenen die in aanmerking komen voor de secundaire preventie van hart- en vaatziekten, de behandeling te intensiveren.

Betere herkenning en kennis

Er is nader onderzoek nodig naar de onderliggende mechanismen van MINS, om op grond van die kennis doelgerichte therapieën te kunnen ontwikkelen. Inspanningen om de herkenning en kennis van MINS te verbeteren, zullen uiteindelijk de uitkomsten na niet-cardiale operaties ten goede komen.

Referenties: Ruetzler K, Smilowitz NR, Berger JS, et al. Diagnosis and Management of Patients With Myocardial Injury After Noncardiac Surgery: A Scientific Statement From the American Heart Association. Circulation. 2021:CIR0000000000001024.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?

Integrale geneeskunde in Nederland: tijd voor de volgende stap

Het spreekuur Integrative Medicine van Ines von Rosenstiel is erg populair en ook in andere ziekenhuizen groeit de belangstelling voor een dergelijk spreekuur. Hoe zorgen we ervoor dat IM een structureel onderdeel wordt van de reguliere zorg in Nederland?

Mindfulness in de zorg: allesbehalve zweverig

“Zorg goed voor jezelf. Er is er maar één van.” Dat zei een patiënt ooit tegen longarts Miep van der Drift. Ze weet als geen ander: mindfulness is niet alleen voor patiënten, maar ook voor zorgverleners. Ze geeft tips voor kleine veranderingen met een grote impact.

Medicatie vaak te lang voortgezet na ontslag uit ziekenhuis

Veel patiënten gebruiken in ziekenhuizen voorgeschreven opiaten, benzodiazepines en antipsychotica nog langdurig na ontslag, aldus Judith de Ruijter. “We geven artsen de tip om, als ze bij ontslag nieuwe medicatie voorschrijven, al meteen na te denken over stoppen.”

‘Impliciete sturing kan samen beslissen verstoren’

Het proces van samen beslissen kan worden verstoord door onbewuste aansturing op een bepaalde behandeling, aldus Anneleen Timmer en Suzanne Festen. “Misschien gaan veel behandelaars er onbewust vanuit dat de patiënt alles op alles wil zetten om de ziekte te bestrijden.”