Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
De ambitie van prof. dr. Nijveldt: ‘Betere therapie dankzij cardiale beeldvorming’
De eerstvolgende generaties cardiologen en radiologen zullen zich vertrouwder voelen met de jongste vormen van cardiale beeldvorming. Het effect daarvan is dat zij vaker meteen de juiste diagnosetechniek kiezen in plaats van verschillende modaliteiten in te zetten. Dat is de verwachting én ambitie van cardioloog prof. dr. Robin Nijveldt. Hij werd onlangs benoemd tot hoogleraar Cardiovasculaire Beeldvorming aan het Radboudumc.
Vrijwel iedereen die recent een auto, televisie of computer heeft aangeschaft, zal het herkennen: hij gebruikt het product wel, maar weet niet waar alle knopjes voor dienen en benut het nog niet optimaal. Zo is het ook een beetje met cardiale MRI en PET-CT-scans van het hart. Prof. dr. Robin Nijveldt en zijn collega’s willen dit veranderen bij geneeskundestudenten, assistenten cardiologie, cardiologen en radiologen.
Meer efficiency
“In de afgelopen jaren hebben wij deze relatief nieuwe beeldvormingstechnieken gevalideerd”, zegt hij. “We kennen inmiddels de waarde en weten er veel van. Nu is het tijd om de vertaalslag te maken naar de reguliere patiëntenzorg. Het moet gaan leiden tot meer efficiency en uiteindelijk betere therapieën.”
Nijveldt legt uit: “In de huidige situatie wordt doorgaans nog vaak een serie technieken gebruikt om tot een antwoord te komen. Wij streven naar artsen die selectiever nadenken, artsen die weten wanneer ze een specifieke modaliteit inzetten en welke niet. Een pluspunt daarvan zou zijn dat efficiënter wordt gebruikgemaakt van diagnostische apparatuur, zodat de kans op wachtlijsten afneemt. Het belangrijkste voordeel is dat betere beeldvormingskwaliteit leidt tot beter begrip van het ziekteproces en dat je hierop dan misschien de therapie kunt afstemmen.”
Coronair lijden en meervatslijden
Kan de hoogleraar voorbeelden geven? “Onze onderzoeksgroep focust zich op patiënten met coronair lijden die meervatslijden hebben – in meerdere kransslagaders aderverkalking – en op patiënten met inflammatoire hart- en vaatziekten. Ik denk dat bij deze groepen beeldvorming een goede tool kan zijn om te kijken wat daarna de beste zorg is.”
Hij concretiseert: “In het Radboudumc doen we een studie naar patiënten met een acuut hartinfarct die zijn gedotterd in het afgesloten vat en bij wie de andere kransslagaders ook zijn aangedaan. Nu wordt vaak gezegd: we zien poliklinisch wel, of die andere aangedane vaten ook gedotterd moeten worden of pas als iemand klachten heeft. In ons onderzoek behandelen we die aangedane vaten direct in dezelfde procedure en gaan we na of dit beter is en tegelijkertijd minder belastend voor de patiënt. De andere helft van de patiënten zullen we een cardiale MRI-scan laten doen om te bekijken of er nog zuurstoftekort is in de hartspier. Als dit niet zo is, hoeven zij niet nog eens te worden gedotterd. Dan kun je de patiënt geruststellen en heeft deze vertrouwen om het revalidatieproces in te gaan. Op deze manier leren we of direct alles dotteren beter is dan een afwachtend beleid, waarbij in beide gevallen het aantal onnodige invasieve onderzoeken gereduceerd wordt, zodat uiteindelijk ook de zorgkosten dalen.”
Diagnose myocarditis
Welke kansen ziet Nijveldt op het vlak van myocarditis, een ontsteking van de hartspier? “Eigenlijk is hier nog geen therapie voor. Dat wordt deels veroorzaakt doordat behandelingen nog onvoldoende zijn getest, maar het speelt ook een rol dat de diagnose zich lastig laat stellen. Een biopt uit het hart is de gouden standaard, maar gezien het risico gebeurt dit niet vaak, en daarom worden verschillende criteria gebruikt om de diagnose op indirecte wijze te stellen. Is er bijvoorbeeld ontsteking te zien in het bloed, is de hartfunctie verminderd en zijn er normale kransslagaders bij hartkatheterisatie? De cardiale MRI kan hierin verandering brengen: inmiddels weten we dat hiermee duidelijk kan worden aangetoond of een patiënt myocarditis heeft, doordat we direct het weefsel in beeld kunnen brengen. Dat hebben wij gevalideerd in studieverband.”
Hij vervolgt: “Nu willen we graag een onderzoek opzetten waarin patiënten worden behandeld na diagnostiek met cardiale MRI en waarbij deze techniek ook wordt gebruikt om hen vervolgens te monitoren. Krijgen deze patiënten in de toekomst minder snel hartfalen als ze worden behandeld? Wij willen dit onderzoek verrichten in samenwerking met prof. dr. Stephane Heymans van Maastricht UMC+. Een belangrijk onderdeel is dat we eerst een therapie ontwikkelen die centraal staat in de studie.”
Samenwerking radiologie
De vertaalslag maken van ‘mooie nieuwe techniek’ naar optimale toepassing in de klinische praktijk. Dáar gaat Nijveldt zich hard voor maken. Hij benadrukt nog een tweede stokpaardje te hebben: uitmuntende samenwerking tussen cardiologen en radiologen. “Ik zou mijn werk niet goed kunnen uitvoeren en geen goede invulling kunnen geven aan mijn leerstoel als deze specialismen elkaar niet zo soepel wisten te vinden in het Radboudumc. We luisteren naar elkaar en gunnen elkaar veel. Die boodschap wil ik graag meegeven aan cardiologen en radiologen in andere medische centra en ziekenhuizen: 1+1=3.”