DOQ

Dr. Heesen over het Vliegwiel voor digitale innovatie: ‘We moeten echt anders gaan werken in de zorg’

De zorgsector heeft nog wel wat stappen te maken in het gebruik van digitale middelen in de patiëntenzorg, meent cardioloog dr. Wilfred Heesen (VieCuri Medisch Centrum). Ook in deze coronatijd. “Buiten het ziekenhuis doen mensen alles met hun smartphone, maar in het ziekenhuis is dit nog geen gewoonte.” Als een van de voorzitters van het landelijke initiatief ‘Vliegwiel voor digitale innovatie’ wil Heesen hieraan bijdragen. “In het Vliegwiel zitten veel professionals bij elkaar en is er ondersteuning vanuit de Patiëntenfederatie over hoe elke regio stap voor stap kan opschalen qua digitale zorg.” 

Binnen VieCuri Medisch Centrum is cardioloog dr. Wilfred Heesen actief als programmamanager digitale zorg. Daarnaast is hij betrokken bij het landelijke initiatief ‘Vliegwiel voor digitale innovatie’. In de patiëntenzorg kan nog veel meer gebruik worden gemaakt van digitale middelen, zoals e-consults en thuismeetapparatuur waarmee patiënten zelf thuis hun gezondheid monitoren en invoeren in een digitaal systeem dat door verpleegkundigen en specialisten kan worden ingezien. Dit wordt ook wel netwerkzorg genoemd: de specialist staat centraal, maar krijgt daarnaast een meer superviserende rol in samenwerking met de andere zorgverleners rondom de patiënt.  

Cardioloog dr. Wilfred Heesen

Vastgelopen pilot 

Digitale zorg is en blijft een ‘meerjarenthema’. In de afgelopen jaren zijn er succesvolle initiatieven geweest en stappen gezet. Maar volgens het Vliegwiel voor digitale innovatie is er nog veel werk te verzetten om digitale middelen ook werkelijk volop te benutten in de patiëntenzorg. Het Vliegwiel is een initiatief van Patiëntenfederatie Nederland, die hiervoor samenwerkt met verzekeraars, zorginstellingen, patiëntorganisaties, leveranciers en allerlei andere partners. Cardioloog dr. Wilfred Heesen is als werkgroepvoorzitter procesinnovatie nauw betrokken. “Vijf jaar geleden was ik al bezig met e-health binnen ziekenhuis VieCuri”, zegt hij. “Er zijn best wat projecten van de grond gekomen, maar het gebeurt ook vaak dat het na een succesvolle pilot stokt.”  
“Dat kan door allerlei redenen”, vult Bettine Pluut, programmamanager vanuit de Patiëntenfederatie, hem aan. “Financiering, kennis, privacy, gebrek aan ‘bewijs’ dat de digitale methode werkt, enzovoort. Digitale zorg is een heel breed vraagstuk, dus er is een brede coalitie nodig.” Dat ziet Heesen ook zo. “Als een project vastloopt, zoek je naar verbreding om verder te gaan, maar waar? In het Vliegwiel zitten veel professionals bij elkaar en is er ondersteuning vanuit de Patiëntenfederatie over hoe elke regio stap voor stap kan opschalen qua digitale zorg. Wat dat betreft hebben we in de zorg nog wel wat stappen te maken. Buiten het ziekenhuis doen mensen alles met hun smartphone, maar in het ziekenhuis is dit nog geen gewoonte.” 

“We kijken waar ze tegenaan lopen en wat ze tegenhoudt om in te zetten op digitale zorg” 

Transmurale zorgpaden voor telebegeleiding 

Vanuit de Vliegwiel-coalitie zijn transmurale zorgpaden opgesteld om te helpen stappen te zetten op het gebied van telebegeleiding (stapsgewijs: in het ziekenhuis, in de keten en vergroten van het initiatief bij patiënten). “De focus ligt nu op telebegeleiding bij hartfalen en COPD”, zegt Pluut. “Maar we zetten ons in om telebegeleiding voor alle daarvoor geschikte ziektebeelden mogelijk te maken. We kijken voor elke partij waar ze tegenaan lopen en wat ze tegenhoudt om in te zetten op digitaal. Vervolgens zoeken we naar oplossingen en ondersteuningsmogelijkheden, zodat telebegeleiding een normale manier van zorg wordt.” Heesen stelt het nog scherper: “Je gaat anders werken en dat moet ook wel. Met het oog op de toekomst, maar ook omdat het voor de patiënt beter is.” 

“Je moet mij als specialist pas gebruiken als mijn expertise echt nodig is” 

Netwerkzorg 

Het uiteindelijke doel van het Vliegwiel is het creëren van netwerkzorg. Heesen schetst een situatie waarin de relatie tussen zorgprofessional en patiënt de kern blijft en ziekenhuizen het centrum van zorg blijven, maar waarin een patiënt minder vaak per jaar fysiek contact heeft met een specialist. In het geval van hartfalen bijvoorbeeld nog maar 1 tot 2 keer in plaats van 4 tot 6 keer per jaar. In plaats daarvan vindt constante monitoring plaats door de patiënt zelf, die gegevens digitaal (bijvoorbeeld via het programma Hartfalencoach) en telefonisch deelt met een specialistische poli (zoals de hartfalenpoli) of aangewezen verpleegkundigen. Op basis van de data kan bijvoorbeeld snel de medicatie worden aangepast om een klacht te verhelpen zonder dat de patiënt daarvoor naar het ziekenhuis hoeft te komen. “Dat is al heel fijn, zeker in coronatijd, maar er zijn zelfs aanwijzingen dat patiënten die zo intensief begeleid worden minder vaak opgenomen hoeven te worden”, stelt Heesen. “Je moet mij als specialist pas gebruiken als mijn expertise echt nodig is. De specialist krijgt zo een meer superviserende rol. Belangrijk hierbij is wel dat je het vertrouwen tussen arts en patiënt behoudt, ook als je elkaar minder ziet. Maar als een patiënt weet dat ik eindverantwoordelijke ben, een vast lijntje op de achtergrond, en er verder een heel team tot zijn beschikking is die hem/haar goed in de gaten houdt dan stelt dat de patiënt gerust.” 

Niet meer steeds één-op-één 

De hartpatiënten krijgen in het hartfalen-project de beschikking over een digitale weegschaal en bloeddrukmeter. Dergelijke gecertificeerde apparatuur beschikbaar stellen kost geld. Dat beseft ook Heesen. Maar uiteindelijk gaat het volgens hem niet om gadgets en tools, maar om een organisatieverandering. “Het gaat om een andere manier van werken, niet meer steeds één-op-één met een patiënt. We zijn in de zorg (terecht) vaak wat behoudend en voorzichtig, en daarom is er aarzeling om zo anders te gaan werken. Maar we zullen wel moeten. De huidige zorg vraagt om slimmere en efficiëntere manieren van werken. Daar kan de inzet van digitale middelen bij helpen. En het gaat wat mij betreft om integratie van beide manieren van zorg, niet het complete zorgtraject moet digitaal.”  

“Ook komende jaren kan digitale zorg uitkomst bieden om goede chronische zorg te blijven verlenen” 

Versnelling bij starters  

De corona-uitbraak heeft wel geholpen om open te staan voor dergelijke veranderingen, denkt Pluut. “Ziekenhuizen die nog helemaal niets deden, zijn niet ineens door corona in drie weken in staat telebegeleiding te leveren, maar we zien wel een versnelling bij starters en opschalers.” Heesen vertelt dat het ministerie van Volksgezondheid recent in een brief zelfs stelde dat telebegeleiding zichzelf al heeft bewezen. “Dat is nogal een stelling. In hoeverre corona daaraan bijgedragen heeft, weet ik niet. De pandemie heeft ons wel laten beseffen dat we anders moeten gaan werken en meer op afstand om vooral kwetsbare ouderen te beschermen. Het is belangrijk dat we deze tendens vasthouden en breder kijken dan enkel deze situatie. De komende jaren zal er een nog groter tekort aan verpleegkundigen ontstaan. Ook dan kan digitale zorg een uitkomst bieden om goede chronische zorg te kunnen blijven verlenen ondanks alle financiële en personele uitdagingen die op ons afkomen.”  


Meer informatie via: www.vliegwielcoalitie.nl 

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Protocol brengt veelbelovende ‘orphan drugs’ sneller bij patiënt

Behandelaren en zorgverzekeraars slaan de handen ineen om geneesmiddelen tegen zeldzame ziekten sneller beschikbaar te krijgen, vertelt Niels Reijnhout. “Met het ODAP krijgen patiënten zo snel mogelijk na goedkeuring door het EMA al toegang tot het middel.”

Reanimatie bespreken? Alleen als het past

Artsen vragen op de spoedeisende hulp vaak routinematig naar reanimatievoorkeuren, maar volgens Yvo Smulders is het tijd om deze standaardpraktijk eens kritisch te bekijken. “Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat je die vraag zomaar stelt bij een routine-opname.”

Casus: man met klachten na penisvergroting

Een 38-jarige patiënt is net een week terug uit Turkije, waar hij in een kliniek een penisvergroting heeft ondergaan. Hij kan u niet precies vertellen wat er gebeurd is en klaagt vooral over pijn, roodheid en zwelling van de penis. Wat is uw diagnose?

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.