Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Dr. Hendriks: ‘Arts-onderzoeker moet ruimte maken voor eigen onderzoek, maar ook voor begeleiden jonge onderzoekers’
Jonge artsen (i.o.) lopen er tegenaan dat onderzoek en klinische zorg zich moeilijk laten combineren. “We weten dat steeds meer jonge collega’s afhaken op het doen van onderzoek, en niet willen promoveren”, zegt onderzoeker en longarts dr. Lizza Hendriks. Komende vijf jaar zet Hendriks zich actief in voor vroeg loopbaanbeleid om jongeren geïnteresseerd te krijgen en gemotiveerd te houden voor onderzoek. Ook pleit ze voor een nieuwe manier van erkennen en waarderen van wetenschappelijke carrières. “Niet alleen één onderzoeker, maar het hele team eromheen verdient de erkenning en waardering.”
Dr. Lizza Hendriks, longarts en onderzoeker in het MUMC, is recent aangesteld als lid van de Jonge Akademie, een platform van de KNAW waarin jonge topwetenschappers samenwerken op het gebied van onderzoek en wetenschapsbeleid. Vanaf april gaat zij zich vijf jaar lang inzetten voor vroeg loopbaanbeleid onder co’s, aio(s) en artsen. Met een aanpassing in werkindeling én in de vorm van erkennen en waarderen streeft zij naar een drempelverlaging voor onderzoek uitvoeren door artsen.
Afknapper
Hendriks heeft zelf ervaren dat er wel wat meer ondersteuning mag komen voor jonge onderzoekers. Aangezien ze al vanaf jonge leeftijd interesse in de wetenschap had, werd zij al in het tweede studiejaar student-assistent. Helaas mondde dit uit in een onprettige ervaring, zegt ze. Mede door haar onervarenheid en verlegenheid, plus te weinig ruimte in de agenda van de begeleider om haar de supervisie en motivatie te geven die zij nodig had, knapte ze naar eigen zeggen volledig af op het doen van onderzoek.
“Terugkijkend op deze onderzoeksperiode heeft ze het gebrek aan tijd voor volledige toewijding aan bijvoorbeeld literatuuronderzoek wel gemist”
Toewijding
Toch kroop het bloed waar het niet gaan kon, vertelt Hendriks. Tijdens haar opleiding tot longarts kon ze simpelweg niet om haar wetenschappelijke interesses heen. Na afronding van de opleiding tot longarts startte zij met haar promotieonderzoek, gecombineerd met een baan als longarts. Terugkijkend op deze onderzoeksperiode geeft Hendriks aan dat ze het gebrek aan tijd voor volledige toewijding aan bijvoorbeeld literatuuronderzoek wel heeft gemist.
“Jonge studenten zijn bang dat onderzoek plus klinisch werk vaak slecht te combineren is met een privéleven”
Afhaken
Al is haar eigen wetenschappelijke carrière meer dan goed op zijn pootjes terecht gekomen, toch pleit Hendriks voor een veel vroeger loopbaanbeleid. “We weten dat steeds meer jonge collega’s afhaken op het doen van onderzoek, en niet willen promoveren. Tijdens bijeenkomsten over toekomstige carrières horen we van jonge studenten dat zij alleen onderzoek willen doen omdat dit zou ‘moeten’ om in aanmerking te komen voor een specialisatie-opleiding. Maar ze zijn bang dat onderzoek plus klinisch werk vaak slecht te combineren is met een privéleven.”
Voorbeeldrol
“Studenten hebben maar weinig voorbeelden van succesvolle artsen die ook een succesvolle wetenschappelijke carrière hebben”, vervolgt Hendriks. Dit is dan ook de kern van haar streven om vroeg loopbaanbeleid te verbeteren binnen haar aanstelling bij de Jonge Akademie. “Als onderzoeker moet je je bewust zijn dat je een voorbeeldrol hebt, en investeren in jonge mensen hoort hier dan ook gewoon bij. Je zult als arts en onderzoeker ruimte moeten maken voor het zelf doen van onderzoek, maar ook ruimte moeten maken voor het begeleiden en motiveren van jonge onderzoekers.”
Erkennen en waarderen
De huidige wijze waarop mensen een wetenschappelijke carrière maken, is er een die gebaseerd is op traditionele, meetbare outputindicatoren, stelt ze. Denk hierbij aan het aantal publicaties of de impactfactor van wetenschappelijke tijdschriften. Dit is een te eenzijdige kijk op de loopbaan, meent Hendriks. Hierin staat zij niet alleen. Eind 2019 bracht de koepelvereniging van universiteiten VSNU een beleidsstuk uit dat pleit voor een meer gebalanceerd wetenschapsbestel, dat beter vormgeeft aan diversificatie en het waarderingssysteem voor onderzoek herijkt en verbreedt. Hierbij wordt erkend dat er naast het alleen onderzoek uitvoeren ook ándere kerndomeinen zijn die maken of je een wetenschapper als excellent dient aan te merken (zie Tabel 1). 1
Kerndomeinen |
Onderwijs |
Onderzoek |
Impact |
Leiderschap |
Patiëntenzorg |
Tabel 1. Kerndomeinen voor excellente wetenschappers. Wetenschappers zouden minimaal in twee domeinen voldoende excellente competenties moeten hebben. 1
“Een onmogelijke combinatie wanneer je tegelijkertijd een dienstsein hanteert en oproepbaar bent voor acute patiëntenzorg”
Niet haalbaar
“Dit is precies waar nu nog vaak de schoen wringt”, legt Hendriks uit. “Een arts die ook een wetenschappelijke carrière ambieert, moet nu eenmaal in verschillende domeinen taken en werkzaamheden uitvoeren. Binnen een academisch ziekenhuis houdt een medisch specialist zich bezig met patiëntenzorg, management en onderwijs. Onderzoek komt daar dan nog bij voor sommigen. Een onmogelijke combinatie wanneer je tegelijkertijd een dienstsein hanteert en oproepbaar bent voor acute patiëntenzorg.”
Elkaar vrij spelen
Een deel van de oplossing kan eenvoudig zijn, meent Hendriks. “Ik denk dat je met een hele andere werkindeling best voldoende ruimte kunt creëren voor onderzoek. Wanneer je met directe collega’s een buddy-systeem maakt, en voor elkaar waarneemt voor acute patiëntenzorg kan iedere keer een van beiden ‘vrij gespeeld wordt’ voor het doen van onderzoek. En heb je al een flink stuk ruimte en rust voor onderzoek gecreëerd.”
“Mijn wens is dat zowel ziekenhuis als universiteit teamwerk meer gaan waarderen”
Team-inspanning
Dit vraagt best wat van collega-artsen. Het nieuwe erkennen en waarderen van wetenschappelijke carrières dient dan ook volgens Hendriks niet alleen te focussen op het functioneren binnen meerdere kerndomeinen, maar zou ook team-breed moeten reiken. “Nu ik lid word van de Jonge Akademie en steeds meer onderzoekstaken krijg met de bijpassende tijdsinvestering, zal een collega harder moeten werken in de kliniek opdat ik mij kan richten op mijn taken hiervoor. Die collega, en het hele team om mij heen, verdient dan ook de erkenning en waardering. Niet alleen ik, of in het algemeen één onderzoeker in een heel onderzoeksteam. Het is onze voorbeeldrol die maakt dat we naar jonge onderzoekers van de toekomst moeten uitstralen dat je mét elkaar wetenschap bedrijft; het is een team-inspanning. Mijn wens is dat zowel ziekenhuis als universiteit teamwerk meer gaan waarderen, en verder moeten we samen zorgdragen voor meer onderzoekstijd en het efficiënter inrichten van de werkzaamheden en taken in de verschillende kerndomeinen.”