Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Dr. Schaafsma: ‘Verzekeraars, kijk meer naar zorginhoud en minder naar financiële schade’
Patiënten die autoritten van 200 kilometer bespaard blijven omdat hun ziekenhuis uitstekend samenwerkt met een medisch centrum elders in het land. Concurrentie in de gezondheidszorg? Kom er bij dr. Ron Schaafsma niet mee aan. Bij zijn afscheid van Medisch Spectrum Twente houdt de internist-hematoloog een pleidooi voor ineengeslagen handen ten behoeve van de patiënt.

Na 28 jaar heeft u op 1 augustus Medisch Spectrum Twente (MST) verlaten. Wat zal u het meest bijblijven?
“Het was bijzonder dat wij in 2008 als eerste niet-academisch behandelcentrum in ons land de JACIE-accreditatie kregen voor autologe stamceltransplantaties, oftewel transplantaties waarbij de patiënt stamcellen uit het eigen bloed of beenmerg terugkrijgt. JACIE is de Europese accrediteringsorganisatie voor stamceltransplantatiecentra. Twente en omgeving hebben geen universitair medisch centrum. Dan is het mooi als je in staat bent patiënten tóch in hun eigen omgeving te behandelen.”
“Op regionaal niveau is er eveneens een wekelijks video-overleg”
De autologe stamceltransplantatie in MST liep daarmee vooruit op een ontwikkeling die de laatste jaren steeds meer wordt gestimuleerd: de juiste zorg op de juiste plek.
“Ja, dat is bij ons al lang het vertrekpunt. In Nederland heeft iedereen toegang tot optimale zorg. Als dat dicht bij huis mogelijk is, streven we ernaar de zorg daadwerkelijk dicht bij huis te bieden. En als het verder weg moet, dan gebeurt het ook verder weg. Daarbij is goede samenwerking essentieel.
Een voorbeeld: sommige patiënten moeten een allogene stamceltransplantatie ondergaan. Zij krijgen stamcellen van een donor. In vergelijking met de autologe variant komt hierbij een scala aan specifieke problematiek kijken, omdat ook een deel van het afweersysteem van de donor wordt overgezet. Daarom is deze behandeling voorbehouden aan de academische ziekenhuizen. Onze patiënten hebben daarbij keuzevrijheid: zij geven aan in welk UMC zij willen worden geholpen. Wij vertellen daarbij wel dat de keuze voor het LUMC in Leiden een voordeel oplevert. Voor veel controle- en behandelmomenten na de transplantatie kunnen deze patiënten weer worden geholpen in MST.
Vóór mijn vertrek naar Enschede heb ik in Leiden gewerkt. Dat heeft geresulteerd in een hecht samenwerkingsverband tussen het LUMC en MST. Sinds ongeveer acht jaar worden alle patiënten in nazorg wekelijks besproken via een videoverbinding. We stemmen dan het beleid af. En vanzelfsprekend werken we in Enschede volgens dezelfde protocollen als de collega’s in Leiden. Al met al worden de patiënt en diens naasten aanzienlijk minder belast. Het heeft een enorme impact als je twee keer per week van Twente naar het academisch ziekenhuis in Leiden moet, een afstand van ongeveer 200 kilometer.”
“Het maakt een enorm verschil of je een intensieve behandeling met een stamceltransplantatie krijgt, of een behandeling van een tablet per dag”
Trekken de internisten-hematoloog uit MST ook samen op met collega’s uit andere tweedelijnsziekenhuizen?
“Ja, op regionaal niveau is er eveneens een wekelijks video-overleg. Dan bespreken we patiënten met collega’s uit ZGT Almelo, ZGT Hengelo en het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. Wanneer kan iemand worden behandeld in Almelo, Hengelo of Winterswijk? En voor wie is de toegevoegde waarde van MST in Enschede nodig? Concurrentie is onnodig en concurrentie speelt gelukkig ook niet in de hematologie. Hematologisch Nederland wordt gekenmerkt door een goed netwerk van zorgprofessionals die op basis van samenwerking en niet op basis van concurrentie met elkaar omgaan.”
“Je ziet nu steeds meer dat de financiële kaders leidend voor de inhoud van de zorg”
Wat heeft u zorginhoudelijk zien veranderen in al die jaren?
“In de hematologie is er feitelijk geen aandoening die nog op dezelfde manier wordt behandeld als dertig jaar geleden. Neem bijvoorbeeld chronische myeloïde leukemie. Het was ooit een enorme sprong voorwaarts dat een allogene stamceltransplantatie kon worden geboden. Tegenwoordig zijn deze patiënten gebaat bij een alternatief: een medicijn in tabletvorm dat een blokkade geeft op de mutatie in de afwijkende cel. Het maakt een enorm verschil of je een intensieve behandeling met een stamceltransplantatie krijgt, met alle risico’s van dien, of een behandeling van een tablet per dag. Bovendien blijkt naar schatting de helft van de patiënten te zijn genezen na jarenlang gebruik van tabletten; de behandeling kan worden gestopt.”
Wat is een verbeterpunt voor de hematologische zorg?
“Zorginhoudelijk is er nog altijd veel winst te behalen. Ik ben bijvoorbeeld benieuwd naar nieuwe ontwikkelingen op het vlak van immunotherapie en personalized medicine. Maar los daarvan: het is naar mijn mening belangrijk dat de patiënt in elk ziekenhuis dezelfde zorgkwaliteit krijgt. Hier zie ik een bedreiging, en die heeft te maken met financiering. 25 jaar geleden was het vertrekpunt: de zorg is leidend binnen de beschikbare financiële kaders. Nu zie je steeds meer: de financiële kaders zijn leidend voor de inhoud van de zorg. Dat lijkt een klein verschil, maar binnen de nuance maakt het veel uit.
In de standaardzorg merk je dit niet, want als iets eenmaal erkende zorg is, hoort de patiënt die zorg te krijgen. Maar als het gaat om iets nieuws, bijvoorbeeld een nog niet geregistreerd middel voor een bepaalde aandoening, kan het lastig worden. Aan dat middel hangt immers een prijskaartje. In het verleden belde ik dan met de zorgverzekeraar en werd ik doorverbonden met een medisch adviseur. Als ik een doordacht verhaal had en het goed uitlegde, kwamen we meestal wel verder. Maar in de afgelopen jaren werd ik niet meer doorverbonden met een medisch adviseur. Dan kreeg ik de afdeling marketing en sales. Dat is communiceren op een ander niveau: zakelijk in plaats van medisch inhoudelijk.
“Ik hoop dat zorgverzekeraars wat meer aandacht gaan schenken aan de zorginhoud en wat minder aan het beperken van de financiële schade”
We zien dit ook bij wetenschappelijke onderzoeken. In studieverband zet je bijvoorbeeld de resultaten van een standaardbehandeling af tegen de behandeling waarvan wordt gehoopt dat die een verbetering geeft. Stel, voor die tweede behandeling moet de patiënt een nacht in het ziekenhuis blijven. De zorgverzekeraar accepteert het dan vaak niet als het ziekenhuis daarvoor een rekening stuurt alsof het standaardpatiëntenzorg is. Zeker, binnen de afgesproken bandbreedte is die houding correct, want een zorgverzekeraar moet proberen de financiële schade te beperken. Maar met deze attitude is niet altijd de zorg gediend. Ik hoop dat zorgverzekeraars wat meer aandacht gaan schenken aan de zorginhoud en wat minder aan het beperken van de financiële schade.”