Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘Meetmethoden rookmachines moeten menselijk rookgedrag realistischer nabootsen’
De gangbare meetmethoden met rookmachines voor het produceren van sigarettenrook onderschatten de hoeveelheid schadelijke stoffen waaraan rokers daadwerkelijk worden blootgesteld. Zo concludeert dr. Charlotte Pauwels in haar promotieonderzoek. “Als rokers bijvoorbeeld light sigaretten roken, sluiten ze de ventilatiegaatjes met de vingers of lippen af en krijgen ze méér schadelijke stoffen binnen dan uit de rookmachinemetingen blijkt.”
De tabakspandemie die al decennia woedt is een hardnekkigere pandemie dan de coronapandemie, benadrukt dr. Charlotte Pauwels, biomedisch wetenschapper en toxicoloog. Zij promoveerde recent met haar proefschrift ‘Smoking topography and the assessment of exposure to cigarette smoke compounds’ en heeft zich inmiddels al jaren verdiept in allerlei facetten van tabaksontmoediging.
Kaderverdrag Tabaksontmoediging
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft een kaderverdrag opgesteld om tabaksontmoediging wereldwijd op de kaart te zetten, maar een van de meest onderbelichte onderdelen van dit verdrag is toch wel volgens Pauwels de richtlijn voor het testen en meten van de tabaksproducten emissies. Hieraan wijdde zij haar promotieonderzoek. “In het laboratorium gebruiken we een rookmachine om rookgedrag imiteren. We kunnen onder andere de trekduur, het trekvolume en de tijd tussen twee trekjes instellen. De sigarettenrook die de machine produceert wordt opgevangen op bijvoorbeeld een filter, en daarmee kunnen we bepalen welke en de hoeveelheid stoffen er in de sigarettenrook aanwezig zijn.”
“Bij de huidige metingen neemt de rookmachine trekjes met een lager volume dan rokers doen, en ook nog eens minder frequent”
Rooktopografie
De Europese Unie heeft een maximale blootstelling aan teer, nicotine en koolmonoxide, (oftewel TNCO) in sigarettenrook in de Europese tabaksproductenrichtlijn beschreven.
De maximale hoeveelheid op dit moment toegestaan in sigarettenrook is 10 mg voor teer, 1 mg voor nicotine en 10 mg voor koolmonoxide per sigaret. “Deze blootstelling is gebaseerd op metingen met een rookmachine die de rooktopografie, ook wel het humane rookgedrag genoemd, onderschat. Deze metingen worden gedaan volgens de zogenaamde ISO-methode waarbij de rookmachine trekjes neemt met een lager volume dan rokers doen, en ook nog eens minder frequent.”
Sjoemelsigaretten
“Een goed voorbeeld van een uitkomst van het onderschatten van rookgedrag zijn de zogenaamde light sigaretten of sjoemelsigaretten. De light sigaretten zijn in de markt gezet als sigaretten die minder TNCO in de rook zouden bevatten en dus ook minder schadelijk zouden zijn dan reguliere sigaretten”, legt Pauwels uit. “Helaas blijkt daar weinig van waar.”
“Het design van de light sigaret heeft ventilatiegaatjes in het filter, die net niet afgesloten worden door de rookmachine als er afgerookt wordt om het TNCO-gehalte te bepalen. Bij sigaretten met een hoge filterventilatie kan er méer lucht aangezogen worden die de sigarettenrook verdunt, wat resulteert in lage TNCO-waardes. Als echter rokers deze sigaretten roken, dan sluiten ze de ventilatiegaatjes met de vingers of lippen en krijgen ze meer TNCO binnen dan uit de rookmachine metingen komt.”
Het bestuderen of metingen met de rookmachine overeenkomen met de emissies uit sigaretten bij normaal menselijk rookgedrag werd dan ook het doel van Pauwels’ promotieonderzoek.
Geen nabootsing van roken bij mensen
“We wilden bepalen welke rookverbindingen en hoeveelheden er in sigaretten zitten; specifiek in ons onderzoek betrof dit nicotine, koolmonoxide, aldehydes en VOK (vluchtige organische koolwaterstoffen). We hebben twee studies gedaan met rokende vrijwilligers om hun individuele rookgedrag en de opname van deze sigarettenrookverbindingen in het lichaam te bepalen. Daarvoor hebben we mannelijke vrijwilligers in de leeftijd van 25 tot 35 jaar uitgenodigd, die gewend zijn aan het roken van de reguliere Marlboro-sigaretten.” Om natuurlijk rookgedrag te kunnen bestuderen, vonden de studies plaats in een appartement met een balkon om een huiselijke setting te creëren in plaats van dat ze in het lab zouden plaatsvinden.
“Light sigaretten hebben een verhoogd risico op hogere blootstelling dan reguliere sigaretten. En dat terwijl de roker denkt minder schadelijke sigaretten te roken”
Ventilatiegaatjes
De experimenten met de rookmachine, waarbij emissies gemeten werden van elf sigarettenmerken, werden uitgevoerd onder vier rookcondities: 1) ISO-methode zonder afplakken van ventilatiegaatjes in het filter, 2) ISO-methode met afplakken, 3) intensieve Health Canada Intense, oftewel HCI-methode (frequentere trekjes en langere trekduur) zonder afplakken en 4) de intensieve methode met afplakken. Hieruit bleek dat de intensievere methode leidde tot verhoogde TNCO en aldehyde-concentraties, ongeacht het type sigaret. Ook zag Pauwels dat het verschil in stoffen tussen reguliere en laag TNCO-sigaretten met hoge filterventilatie afnam bij intensief roken. Dit effect bleek sterker in combinatie met het afplakken van filterventilatiegaatjes. “Concluderend kan je stellen dat een roker van sigaretten met een hoge filterventilatie een verhoogd risico heeft op hogere blootstelling in vergelijking met een roker van de reguliere sigaretten. Dat, terwijl een roker ‘denkt’ dat hij een minder schadelijke sigaret rookt.”
Vaker en steviger trekken
Uit de humane experimenten leerde Pauwels dat rokers meer TNCO-blootstelling hebben dan gemeten wordt met de ISO of HCI-rookmethodes op de rookmachine, waarbij het humane rookgedrag het meest in de buurt komt van de HCI-methode. “Vergeleken met de ISO-methode, die een lager trekvolume toepast dan rokers, kan de productie van TNCO minstens twee keer hoger zijn wanneer ‘echte’ rookprofielen worden toegepast op de rookmachine. Rokers namen vaker een trekje en hebben daarnaast een hogere trekintensiteit”, legt Pauwels uit. Daarnaast mat zij de VOK in bloed en uitademingslucht, en ontdekte dat het roken van verschillende types sigaretten vergelijkbare niveaus van VOK in bloed en uitgeademde lucht tot gevolg heeft. “Dit laat wederom zien dat rokers blootgesteld worden aan hogere VOK-concentraties dan we gemeten hebben in de rookmachinemetingen volgens de ISO en HCI-rookmethodes, omdat we in de rookmachinemetingen wel verschillen zagen.”
Andere beoordeling
Pauwels concludeert uit haar onderzoeken dat het rookgedrag weliswaar significant verschillend is tussen rokers onderling, maar dat alle rokers die een vergelijkbaar aantal sigaretten per dag rookten van de verschillende merken hiermee nog steeds vergelijkbare nicotine-, koolmonoxide en VOK-bloedspiegels bereikten, onafhankelijk van het type sigaret dat zij rookten. De metingen van verbindingen in sigarettenrook geproduceerd met de rookmachine kunnen voor de meeste stoffen worden gebruikt als schatting van de blootstelling en de risicobeoordelingen voor mensen.
“Bij het bepalen van de concentratie van toxische stoffen is het belangrijk om meer dan één rookprofiel en verschillende types sigaretten te gebruiken”
Regulering
“Ons onderzoek toont aan dat de trekinstellingen van de rookmachine en de kenmerken van het sigarettenontwerp (met name filterventilatie) belangrijke determinanten zijn voor de concentraties van schadelijke stoffen in sigarettenrook. Bij het bepalen van de concentratie van toxische stoffen is het belangrijk om meer dan één rookprofiel en verschillende types sigaretten te gebruiken om een representatief bereik voor humaan roken in sigarettenrook te garanderen. Nederland is afhankelijk van Europese Unie (EU) beleid hierin, dus nu maar hopen dat ook de EU-beleidsmakers met deze onderzoeksbevindingen veranderingen gaan teweegbrengen en de richtlijn voor het testen en meten van de emissies van tabaksproducten en de regulering hiervan gaan aanpakken.”