DOQ

Een genetische pleister die erfelijke doofheid moet voorkomen

(Foto: Pixabay)

Tot pakweg veertig jaar kunnen ze goed horen, maar dan ineens slaat bij mensen met DFNA9 de doofheid toe. De cellen van het binnenoor kunnen de schade, ontstaan door een erfelijke fout in het DNA, niet langer ongedaan maken. Onderzoekers van het Radboudumc hebben nu een genetische pleister ontwikkeld voor deze erfelijke doofheid, waarmee ze de problemen in de gehoorcellen kunnen opheffen. Verder onderzoek bij dier en mens is nodig om de genetische pleister als therapie naar de kliniek te brengen.

Erfelijke doofheid kan zich op verschillende manieren uiten. Vaak zorgt de erfelijke fout (mutatie) meteen vanaf de geboorte voor doofheid. Soms, zoals bij DFNA9, word je pas doof na veertig, vijftig, zestig jaar. Dat heeft alles te maken met de manier waarop DFNA9 in elkaar zit. Ieder mens krijgt de helft van zijn genen van zijn vader en moeder en heeft zowel een DFNA9 gen van zijn vader als moeder. Heb je twee gezonde kopieën van het DFNA9 gen, dan is er niets aan de hand. Krijg je van vader óf moeder een gemuteerde kopie van het gen, dan ontstaat later in het leven de doofheid.

Eiwit-spaghetti

Erik de Vrieze en Erwin van Wijk, allebei onderzoeker bij Hearing & Genes van de afdeling Keel-Neus-Oorheelkunde (KNO), hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar de aandoening. De Vrieze: “We weten inmiddels dat je eigenlijk met één goede genkopie al voldoende van het bijbehorende DFNA9-eiwit aanmaakt om levenslang goed te kunnen horen. Maar er zit bij deze aandoening een addertje onder het gras. Het gemuteerde eiwit valt in zekere zin het goede eiwit lastig. Het plakt eraan vast, waardoor het goede eiwit zijn werk niet meer kan doen. Die samengeklonterde eiwit-spaghetti wordt voortdurend opgeruimd, maar na tientallen jaren loopt de opruimdienst in de gehoorcellen tegen zijn grens aan. Het ging lang goed, maar ineens ontstaat er een kantelpunt, wordt er een drempelwaarde overschreden. Het afval hoopt zich op, de gehoorcellen gaan slechter functioneren, sterven na verloop van tijd af. Na jarenlang goed te hebben kunnen horen merken DFNA9-patiënten ineens dat hun gehoor achteruitgaat, soms heel snel. Totdat ze op een gegeven moment doof zullen worden.”

Genoeg tijd voor behandeling

De DFNA9-mutatie lijkt voor het eerst bij iemand in de Zuidelijke Nederlanden te zijn ontstaan, ergens aan het eind van de middeleeuwen. Dat valt min of meer af te leiden aan de verspreiding van het tamelijk unieke ziektebeeld, dat naar schatting nu bij zo’n 1500 mensen in (Zuid-) Nederland en België voorkomt. Mogelijk nog belangrijker dan de oorsprong van de ziekte, is de vraag of er iets tegen te doen is. Van Wijk: “Voor het zoeken naar een behandeling heeft deze aandoening twee gunstige kenmerken. Op de eerste plaats is het een erfelijke aandoening die pas na enkele tientallen jaren tot uiting komt. Heb je een behandeling tegen de ziekte, dan is er dus voldoende tijd beschikbaar om die toe te passen vóórdat het gehoorverlies echt toeslaat.”

Mutatie uitschakelen

Het andere punt – een effectieve therapie ontwikkelen – is wat ingewikkelder, maar biedt goede aanknopingspunten. Van Wijk: “Het idee is, dat je door het specifiek uitschakelen van de gemuteerde genkopie de doofheid kunt voorkomen. Zonder die gemuteerde genkopie wordt er geen mutant eiwit meer aangemaakt en zal er ook geen klontering meer plaatsvinden. Daarnaast maakt één gezonde genkopie in zijn eentje al voldoende eiwitten aan om een goed gehoor in stand te houden.”

Genetische pleister

De Vrieze en Van Wijk werkten dit idee verder uit. Met collega’s hebben ze de onderzoeksresultaten nu gepubliceerd in het wetenschapsblad Molecular Therapy – Nucleic Acids. “Genen, vastgelegd in het DNA, vormen de code voor eiwitten”, zegt De Vrieze. “Om van een gen naar een eiwit te komen, heb je altijd een vertaalslag nodig via zogenaamd boodschapper RNA. En precies op dat RNA hebben we ons gericht. Het unieke DNA-foutje in het DFNA- gen zie je ook in de RNA-vertaling terug. We hebben een stukje RNA gemaakt dat daar precies op past. En dat ook meteen het sein geeft dat het hele boodschapper RNA moet worden opgeruimd. Op die manier valt een essentiële schakel weg en wordt het verkeerde eiwit ook niet of nauwelijks meer aangemaakt. Dat stukje RNA dat we op het foute boodschapper RNA plakken noemen we een antisense oligonucleotide, ook wel ‘genetische pleister’ genoemd.”

Perspectief

De afgelopen jaren hebben De Vrieze en Van wijk die genetische pleister niet alleen gemaakt, maar ook de werking ervan in gekweekte cellen onderzocht. Daar gaat hun artikel nu ook vooral over. Want de aanpak werkt in die cellen. Er is dus een ‘proof of concept’, zoals dat in de wetenschap heet. Kortom, het onderzoek toont aan dat de aanpak op cellulair niveau werkt. Arthur Robbesom van de Stichting ‘De negende van…’ is opgetogen over het onderzoek. “Dit biedt echt perspectief voor zo’n 1500 mensen in Nederland en België die de aandoening hebben.” De stichting is ook nauw betrokken bij het onderzoek. Robbesom: “Nu is het zaak om zo snel mogelijk de volgende noodzakelijke stappen in het onderzoek te zetten. Iets wat we van harte zullen ondersteunen.”

Bron: RadboudUMC
Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?