Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Een glorieuze toekomst voor de poeptransplantatie
Donorpoep inbrengen in de dunne darm van patiënten neemt een vlucht. Uit recent onderzoek van het LUMC blijkt dat poeptransplantatie een uitkomst is als antibiotica niet werkt door resistente darmbacteriën. Volgens arts-microbioloog Liz Terveer liggen nog veel meer toepassingen in het verschiet.
Ze hoopte en verwachtte het. Maar alsnog is Liz Terveer heel blij dat een poeptransplantatie ook op lange termijn een positief effect heeft bij chronisch zieke patiënten. Haar onderzoek aan het Leids Universitair Medische Centrum (LUMC) laat zien dat antibioticaresistente bacteriën duurzaam verdwijnen na een transplantatie. “Drie jaar na de behandeling blijken ze nog grotendeels weg. Antibiotica helpt dan weer bij infectiebestrijding.”
“Een fecestransplantatie blijkt direct al effectief”
Arts-microbioloog Liz Terveer
Microbioom
Terveer is arts-microbioloog en brengt met verve haar liefde over voor het microbioom in de darmen. “Allerlei bacteriën, virussen, schimmels en parasieten daarin zijn belangrijk” vertelt ze. “Bij een fecestransplantatie transplanteren we een heel ecosysteem. Iemand zei laatst dat een fecestransplantatie de meest massale vaccinatie is die bestaat. Dat vind ik wel mooi beschreven. Al die donorbacteriën, -virussen en -schimmels zijn een boost voor iemands immuunsysteem.”
Transplantatie gaat in Nederland in verreweg de meeste gevallen via een sonde waarmee verdunde donorpoep in de dunne darm van een patiënt wordt gebracht. Terugkerende diarree door de bacterie Clostridioides difficile is de primaire indicatie. Die bacterie grijpt z’n kans als het microbioom van een patiënt een flinke klap heeft gehad van antibiotica. “Een fecestransplantatie blijkt direct al effectief bij deze patiënten. Dat óók aanwezige antibioticaresistente bacteriën flink afnemen is een fijne bijkomstigheid.”
“Ik verwacht dat er steeds meer mogelijk wordt”
Indicaties
Het transplanteren is niet nieuw, al in de vierde eeuw werd er over geschreven. Toch buitelen de laatste tijd indicaties en onderzoeken over elkaar. “We zijn bezig met studies naar colitis ulcerosa, een chronisch darmziekte, de ziekte van Parkinson en naar meer dragers van resistente bacteriën, bijvoorbeeld niertransplantatiepatiënten die vaak urineweginfecties krijgen. Ik verwacht dat er meer mogelijk wordt, we doen nu wat we aankunnen.”
Een bijzondere samenwerking is die met het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis. Terveer: “Voorlopige studies laten zien dat poeptransplantatie ondersteunt bij immuuntherapie bij uitgezaaide kanker. Met het Antoni van Leeuwenhoek onderzoeken we dit voor patiënten met uitgezaaide melanoom. Normaal gesproken gebruiken we gezonde donoren, maar nu gebruiken we patiëntdonoren met uitgezaaide kanker die goed reageren op immuuntherapie.”
Patiënten en donoren
Alles staat of valt met de beschikbaarheid van donoren. Terveer is ook hoofd van de Nederlandse Donor Feces Bank (NDFB) en kan altijd meer donoren gebruiken. “We hebben nu een pool van zes, zeven donoren. Dat is net oké. Het vraagt best wat van iemand, je moet binnen twee uur na het poepen de poep komen brengen.”
De patiënten blijken echt blij met de behandeling. “Het is echt heel lief om te lezen dat mensen bij de follow-up vertellen dat ze weer hun huis uit kunnen en niet meer tien tot twintig keer per dag diarree hebben. Dat ze dit veel eerder hadden willen hebben en dat ze het fijn vinden dat dit een natuurlijk product is.”
Dat natuurlijke wordt nu ook officieel vastgelegd. “Tot nu had de fecestransplantatie geen status. Eind 2023 heeft de EU besloten dat fecestransplantatie net als moedermelk een weefselproduct is. VWS wil die regulering overnemen.”
“Behandeling en preventie vind je in het goed zorgen voor je microbioom”
Toekomst
Hoewel alle seinen op groen staan voor een glorieuze toekomst van de fecestransplantatie is de behandeling volgens Terveer niet een einddoel. “Het is het beste wat we nu hebben. We leren ervan, maar we willen graag life biotherapeutic products ontwikkelen. Dat zijn de volgende generatie probiotica. Dan kun je bijvoorbeeld zeggen: voor deze aandoening en voor deze groep patiënten heb ik deze tien bacteriën nodig. Die kun je dan bij elkaar stoppen in een pilletje en daarmee is iemand geholpen. Zover zijn we helaas nog niet.”
Graag ziet ze ook meer individuele aandacht voor het microbioom. “Mensen hebben tegenwoordig een minder rijk microbioom. Ik denk dat dat wel z’n weerslag heeft op veel westerse ziekten. Behandeling en preventie vind je in het goed zorgen voor je microbioom: goed en gevarieerd eten en veel bewegen. Dat stimuleert allemaal. En niet zo steriel leven. We moeten niet vies leven, maar we moeten ook geen steriliteit nastreven.”