Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘Elk mens telt! Evenveel?’
De 20% rijkste mensen in Nederland leven bijna 25 jaar langer in goede gezondheid dan de armste 20%. Migranten hebben het binnen alle sociale klassen weer minder goed dan autochtone Nederlanders. Maria van den Muijsenbergh wijst op het belang van persoonsgerichte zorg voor deze groep patiënten en geeft concrete adviezen. Want intussen heeft ongeveer een kwart van de bevolking een migratieachtergrond.
Maria van den Muijsenbergh nam eind juni 2023 afscheid als hoogleraar Gezondheidsverschillen en persoonsgerichte integrale eerstelijnszorg aan de Radboud Universiteit met haar rede ‘Elk mens telt! Evenveel?’ Zij heeft zich haar hele loopbaan ingezet voor de zorg voor de meest kwetsbare mensen, waaronder vluchtelingen en migranten. Gedreven vertelt zij over een onderwerp dat haar zeer na aan het hart gaat.

“De arts moet proactief zijn in het werkelijk leren kennen van de patiënt”
Huisarts en hoogleraar Maria van den Muijsenbergh
Alle vertrouwen ontbreekt
‘Vertrouwen opbouwen’ is het sleutelwoord, volgens Van den Muijsenbergh. “De arts moet proactief zijn in het werkelijk leren kennen van de patiënt. Pas als de patiënt de arts vertrouwt, kunnen arts en patiënt samen tot beslissingen komen en is de kans voor het opvolgen van de adviezen groter. Met name bij vluchtelingen ontbreekt alle vertrouwen.” Het kennismakingsgesprek is dan een belangrijk startpunt. “Vraag hoe het gezin van de patiënt eruitziet, hoe hij of zij leeft, welke talen ze spreken, naast alle medische dingen die spelen. Leg uit dat jij de huisarts bent en de patiënt altijd bij jou terecht kan. Dat kost eerst meer tijd, maar dat krijg je later terug omdat de patiënt beter passende zorg krijgt.”
Taal is een grote drempel
Bij migranten is de taal een grote drempel in het contact. De patiënt kan dan zelf een volwassen familielid of vriend meenemen die kan vertalen. “Het voordeel is dat de patiënt diegene vertrouwt en dat deze het leven van de patiënt goed kent”, vertelt Van den Muijsenbergh. “Een dochter kan bijvoorbeeld bij een advies van de dokter om meer te gaan bewegen zeggen dat haar moeder dat echt niet zal gaan doen.” Nadeel is dat ook bij familieleden die al uitstekend Nederlands spreken, toch de kennis van het menselijk lichaam vaak nog wel beperkt is.
Bij eenvoudige consulten gaat vertalen via een familielid vaak goed. Maar niet als het om ernstiger klachten gaat of problemen waar iemand zich om schaamt. Dan is een tolkentelefoon geschikter. Maar artsen maken daar volgens haar maar weinig gebruik van. “De arts moet tevoren weten welke vragen hij moet stellen en een gesprek duurt al gauw twee keer zo lang. Bovendien wordt inzet van een tolk (nog) niet vergoed door de overheid of verzekering.”
“Vertellen dat een ziekte ongeneeslijk is ervaren patiënten als kwetsend en dat kan de relatie schaden”
Cultuur
Veel migranten verwachten dat er altijd lichamelijk onderzoek wordt gedaan, of dat medicijnen worden voorgeschreven. “Je moet daarom ook altijd lichamelijk onderzoek doen, ook al denk je dat er alleen sprake is van psychische klachten.” En bij medicijnen voorschrijven is het zoeken naar een compromis. “Geef duidelijk aan dat je begrijpt dat de patiënt graag antibiotica wil, maar dat het in Nederland niet vanzelfsprekend is om deze te geven. Het helpt dan om samen een plan maken. Zeg bijvoorbeeld dat je denkt dat de klachten vanzelf overgaan. Je geeft dan wel een recept mee, maar vraagt om nog twee dagen te wachten met het ophalen van de medicijnen. Want misschien is de infectie dan vanzelf beter geworden.”
Religie speelt bij veel migranten een belangrijke rol. Omdat religie en de wijze waarop de patiënt daar uiting aan geeft verschilt, maar wel van invloed kan zijn op de zorg, moet de arts dat navragen. “Maar bespreek dat wel op een open manier. In veel culturen is praten over een slechte prognose of het levenseinde een heikel punt. Het moment van sterven ligt in de hand van God of een andere macht. Patiënten willen met de behandeling doorgaan tot het einde. Vertellen dat een ziekte ongeneeslijk is, ervaren ze als kwetsend. Vertel daarom impliciet wat er aan de hand is. Zeg bijvoorbeeld: ‘Medicijnen helpen niet meer, uw leven is nu in Gods hand. Ik kan alleen de pijn bestrijden.’”
Aannames
Ook dokters doen ‘natuurlijk’ aan etnisch profileren. Van den Muijsenbergh is daar heel stellig in. Om een paar aannames te noemen: migranten willen niet samen beslissen; genetisch onderzoek mag niet; als Afrikaanse vrouwen schreeuwen, hoeft de pijn nog niet erg te zijn; patiënten hoeven niet alles over de diagnose en behandeling te weten, dat onthouden ze toch niet; oudere migranten zijn niet eenzaam, want ze hebben een grote familie om zich heen. “Patiënten worden daardoor niet altijd goed behandeld.”
“Ik heb met een patiënte die een boerka draagt vreselijk kunnen giebelen over seks”
Houding
Een arts kan alles weten van cultuurverschillen en het artsenvak tot in de puntjes beheersen, de houding van de arts naar de patiënt is cruciaal, benadrukt Van den Muijsenbergh. “Wees je bewust van vooroordelen, handel vanuit een aandachtige nieuwsgierigheid en wees flexibel in de wijze waarop je iets doet of zegt. Een dokter die uitstraalt dat hij er voor de patiënt is, kan ook domme fouten maken als het gaat om religie en cultuur.”
Verschillen lijken soms groot en kunnen het contact belemmeren, besluit Van den Muijsenbergh, maar uiteindelijk zijn er meer overeenkomsten dan we denken. “Ik heb met een patiënte die een boerka draagt vreselijk kunnen giebelen over seks. ‘En dan doe je zeker alsof je slaapt’, zei ik tegen haar toen ze aangaf dat ze niet altijd zin in seks had.”