DOQ

‘Er moet bij de behandelaar een alarmbel afgaan’

Mensen met een psychiatrische stoornis leven gemiddeld 10 – 15 jaar korter dan de algehele bevolkingspopulatie. Hart- en vaatziekten leveren de grootste bijdrage aan deze kortere levensduur. Groter bijvoorbeeld dan suïcide. Toch is er te weinig aandacht voor de correlatie tussen psychiatrische stoornissen en hart- en vaataandoeningen, stelt Rada Veeneman, arts in opleiding en onderzoeker in Amsterdam UMC. Zij doet hier promotieonderzoek naar.

Het is nauwelijks voorstelbaar, maar nog niet zo lang geleden werd roken zelfs aangemoedigd binnen de psychiatrische klinieken. Rada Veeneman: “Sigarettenfabrikanten stimuleerden de plaatsing van sigarettenautomaten op psychiatrische afdelingen. En zorgverleners deden weinig om patiënten van hun rookverslaving af te helpen. Het werd vooral gezien als zelfmedicatie. Bovendien, zeiden zorgverleners, deze patiënten hebben al zo weinig, moeten we hen ook dit pleziertje afnemen? Sommige zorgverleners denken nog steeds zo. Vandaar dat nog steeds niet alle psychiatrische afdelingen rookvrij zijn.”

“Roken werkt bij psychiatrische problemen niet stress-verlagend, maar juist stress-verhogend”

Arts in opleiding en onderzoeker Rada Veeneman

Stress-verhogend

En dat terwijl roken niet alleen een risicofactor is voor hart- en vaatziekten, onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat het óók de psychiatrische symptomen van patiënten kan verslechteren. “We weten dat roken voor hen niet stress-verlagend werkt, zoals vaak werd verondersteld, maar juist stress-verhogend. Hoe dat precies komt weten we niet precies, maar vermoedelijk heeft het vooral een neurobiologische oorzaak.”  

Roken, het is een van de aspecten die Veeneman nader onder de loep neemt in haar promotieonderzoek. Ze kijkt daarbij vooral naar drie groepen patiënten met een psychiatrische aandoening: patiënten met een depressie, patiënten met een bipolaire stoornis en patiënten met schizofrenie. In haar observationele onderzoek maakt ze daarbij gebruik van de populatiedata van het Dutch Lifelines cohort, een bevolkingscohort van patiënten uit huisartsenpraktijken in Noord-Nederland met en zonder een psychiatrische aandoening.

“Mensen die een hartinfarct hebben doorgemaakt, lopen verhoogd risico op psychische problemen”

Bevindingen

Wat zijn haar voornaamste bevindingen? “Mensen met een depressie hebben een verhoogd risico op atherosclerose (aderverkalking) en hartritmestoornissen. Dat effect blijft aanwezig, ook als we deze samenhang corrigeren voor medicatie en leefstijl. Verder zien we dat patiënten met schizofrenie, evenals patiënten met een genetische aanleg voor schizofrenie, een slechtere hartvariabiliteit hebben. Dat is een maat voor de algehele fitheid van je hart.”

Alarmbel

Veeneman benadrukt dat het gaat om correlaties, en (nog) niet om een direct causaal verband, al doet ze ook daar onderzoek naar. Toch zouden deze bevindingen volgens haar voldoende reden behoren te zijn voor huisartsen, psychiaters en cardiologen om zich hiervan bewust te zijn. “Kort gezegd: als een patiënt zich in de spreekkamer presenteert met psychische problemen, dan zou er bij de behandelaar een alarmbel moeten afgaan. Zo van: ‘Deze patiënt loopt een verhoogd risico op hart- en vaatproblemen. Ik moet daar aandacht aan besteden.’”

Het omgekeerde geldt overigens ook, vervolgt ze. “Mensen die een hartinfarct hebben doorgemaakt, lopen een verhoogd risico op psychische problemen. Die kunnen zelfs uitlopen op een depressie. Het is belangrijk dat cardiologen deze problemen tijdig bespreekbaar maken. Bij ons onderzoek zijn ook patiënten betrokken vanuit een patiëntenklankbord van de Harteraad, de patiëntenvereniging. Zij vertellen ons dat dat onvoldoende gebeurt. Hier valt denk ik nog veel winst te behalen.”

“Leefstijl is een verwaarloosd onderdeel van de psychiatrie”

Bewegen en niet roken

Meer focussen op leefstijl bij deze patiëntengroep, dat is een tweede conclusie van haar promotieonderzoek. Werken aan een gezonde leefstijl, ook voor mensen zonder een psychiatrische kwetsbaarheid is dat al lastig, weet Veeneman. Maar voor mensen met psychiatrische problemen is het des te belangrijker hier aandacht aan te besteden. “Dat is nooit goed genoeg gedaan. Leefstijl is een verwaarloosd onderdeel van de psychiatrie.”

Dat is volgens Veeneman niet meer vol te houden. “Voldoende bewegen en niet roken helpen ook om je psychiatrische symptomen beter onder controle te krijgen. En aandacht voor leefstijl, maar bijvoorbeeld ook door er rekening mee te houden bij je medicatievoorschrijfgedrag, helpt om bij deze patiënten het risico op hart- en vaatziekten te verminderen.”

Leefstijlpsychiatrie

Gelukkig neemt de aandacht voor leefstijl in de psychiatrie toe, constateert ze. “Er is zelfs een woord voor, leefstijlpsychiatrie. Heel mooi, maar het is pas het begin. Zorgverleners moeten meer samen optrekken om deze patiënten hierbij beter te begeleiden. Hoe lastig dat ook kan zijn. Want natuurlijk is het niet eenvoudig om met iemand met een ernstige depressie of een psychose een gesprek te voeren over leefstijl.”

Toch moet het, meent Veeneman. “Dit is een kwetsbare groep. Ze leven korter, hebben psychiatrische problemen, gaan veelal gebukt onder een maatschappelijk stigma, en dan zijn ze ook nog verhoogd kwetsbaar voor hart- en vaatziekten. We moeten deze mensen helpen. Ik hoop dat mijn onderzoek daar een bijdrage aan levert.”

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?