DOQ

‘Ergo­therapie is het meest bewaarde geheim in de gezond­heids­zorg’

Dat ergotherapeuten ook in de eerste lijn werken is lang niet bij iedereen bekend. Komende jaren zal de rol van ergotherapeuten moeten groeien, om de plannen van zorg dichter bij huis en kostenbesparing in de zorg te laten slagen. Lucelle van de Ven, manager Inhoudelijk beleid en kwaliteit van Ergotherapie Nederland, zet de schijnwerpers op het vakgebied.

 “Ergotherapie is het meest bewaarde geheim in de gezondheidszorg”, Lucelle van de Ven wijst op een citaat van een revalidatiearts, dat nu het beroepsprofiel van de ergotherapeut inleidt. “Ik zou graag die quote niet meer hoeven gebruiken.” En gezien de maatschappelijke ontwikkelingen zal daar op korte termijn ook wel verandering in moeten komen, denkt ze. Ze refereert aan de dubbele vergrijzing en de plannen van het Integraal Zorgakkoord en het rapport Taskforce De juiste zorg op de juiste plek, om mensen langer thuis te laten wonen en de zorgkosten omlaag te brengen. “Daarvoor moet de medische en paramedische zorg in de eerste lijn groeien en daarmee ook de ergotherapie in de eerste lijn.”

“Ergotherapie is een heel breed vak, wat het minder concreet maakt”

Manager Inhoudelijk beleid en kwaliteit Lucelle van de Ven

Buiten beeld

Ergotherapeuten werken intussen zo’n twintig jaar in de eerste lijn, maar nog lang niet in alle plaatsen in Nederland zijn voldoende ergotherapiepraktijken. Waarom is ergotherapie zo buiten beeld gebleven? “Ergotherapie heeft tot nu vooral in de tweede lijn gefunctioneerd, dus zijn ergotherapeuten niet om de hoek beschikbaar, zoals wel het geval is bij andere paramedische disciplines. Daarbij is ergotherapie een heel breed vak, wat het minder concreet maakt. Fysiotherapeuten helpen bij bewegen, diëtisten bij de voeding en logopedisten bij ademen, eten slikken en het gebruik van de stem. Maar de ergotherapeut richt zich op alle dagelijkse activiteiten. En daarvan zijn er zoveel en bovendien zijn er zoveel redenen waarom je die niet zou kunnen uitvoeren, dat je minder goed begrijpt waarom er een therapeut nodig is om ze uit te voeren.”

Van de Ven geeft een voorbeeld. “Een patiënt met hersenletsel kan na ontslag uit het ziekenhuis thuis tegen diverse problemen aanlopen, maar deze mogelijk niet goed verwoorden naar de huisarts. De huisarts heeft geen tijd om na te gaan welke activiteiten problemen geven, hoe groot de problemen zijn en wat de oorzaak is. De ergotherapeut kan de huisarts ondersteunen met een uitgebreide inventarisatie van de beperkingen en de fysieke, cognitieve en psychologische factoren die daar een rol bij spelen om vervolgens instructies te geven hoe de activiteiten anders uit te voeren of aanpassingen adviseren.”

Kostenbesparing

Ergotherapie in de eerste lijn kost volgens Van de Ven relatief weinig – 10 uur in het basispakket –  en bespaart veel omdat het opnames in de tweede lijn voorkomt of uitstelt. Al tien jaar geleden is de kostenbesparing voor het programma Ergotherapie bij Dementerende Ouderen en hun Mantelzorgers Aan Huis (Edomah) berekend door SEO Economisch Onderzoek.1 Daaruit bleek dat elke euro die wordt besteed aan de behandeling van thuiswonende patiënten met dementie 11 euro aan besparingen elders oplevert. Als alle geregistreerde thuiswonende dementiepatiënten en hun mantelzorgers zouden worden behandeld door een ergotherapeut zou de besparing ruim 140 miljoen euro bedragen. De belangrijke baten zijn een hogere kwaliteit van leven van de patiënt en zijn mantelzorger, en een besparing op zorgkosten, zo vermeldt het rapport.

“Wij willen graag bij veel meer ergotherapeutische interventies aantonen welke kosten ze besparen”

Substitutiepotentieel

Uit onderzoek1 is gebleken dat het grootste substitutiepotentieel van ergotherapie ligt bij de behandeling van Parkinson, vermoeidheidsklachten en dementie. “Maar bij die aandoeningen is de kosteneffectiviteit bepaald”, benadrukt Van de Ven. “Er zijn volgens haar zoveel andere aandoeningen, zoals handletsels en diverse gevolgen van ongevallen, waardoor mensen problemen ervaren in het dagelijks leven. Wij willen graag bij veel meer ergotherapeutische interventies aantonen wat voor kostenbesparing ze opleveren.” Voor andere interventies, zoals het ergotherapeutisch valpreventieprogramma, is al wel effectiviteit aangetoond, maar niet in Nederland. Een lastige bijkomstigheid om de kostenbesparing duidelijk te maken, volgens Van de Ven, is dat ergotherapie vaak samengaat met interventies van andere disciplines. Hierdoor is het niet altijd duidelijk in welke interventie de meerwaarde ligt.

Doorberekenen

Als de kostenbesparing duidelijk is, hoopt Van de Ven dat zorgverzekeraars hogere tarieven voor meer ergotherapeutische interventies in de eerste lijn vaststellen. Lastig is dat de kosten in de eerste lijn toenemen, terwijl deze in de tweede lijn worden bespaard. “Eigenlijk zou je die eerstelijnskosten moeten doorberekenen naar de besparing die het in de tweede lijn oplevert.” Voor die kwestie zal volgens Van de Ven komende tijd aandacht moeten komen, wil substitutiezorg kans van slagen hebben.    

Referentie:
1. Lammers M, Scholte R en Berden C. Ergotherapie doet ertoe. 2014. SEO economisch onderzoek in opdracht van Ergotherapie Nederland, SEO-rapport nr. 2014-5.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?