Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
FeNO-metingen niet nuttig voor sturen van astmabehan&hy;deling kinderen
De toevoeging van FeNO aan symptoomgestuurde astmabehandeling leidt niet tot minder astma-aanvallen bij kinderen die daarvoor vatbaar waren. De onderzoekers van de betreffende RAACENO-studie concluderen dat het vaststellen van astmasymptomen het enige hulpmiddel blijft voor het sturen van de behandelbeslissingen.
Het was tot nu toe onduidelijk of het fractioneel uitgeademde stikstofmonoxide (FeNO) nuttig is als marker om de astmabehandeling op te sturen. In deze fase III-studie is geëvalueerd of het toevoegen van FeNO aan een symptoomgeleide behandeling bij kinderen met astma nuttiger is dan de behandeling te sturen op basis van alleen symptomen.
RAACENO-studie
De geïncludeerde patiënten hadden een bevestigde diagnose astma, waren 6-15 jaar oud, gebruikten inhalatiecorticosteroïden en hadden in het jaar voorafgaand aan de rekrutering een kuur orale corticosteroïden gekregen vanwege minstens één astma-aanval. Er werden 509 kinderen geworven. Op baseline was de gemiddelde leeftijd van de deelnemers 10,1 jaar en was 60,5% een jongen. De resultaten verschenen in The Lancet, Respiratory Medicine.
De deelnemende patiënten werden willekeurig toegewezen aan FeNO plus symptoomgeleide behandeling (interventie) of alleen een symptoomgeleide behandeling (standaardzorg). De follow-up vond plaats met tussenpozen van drie maanden gedurende een jaar.
De mediane FeNO was 21 ppb, de gemiddelde voorspelde FEV1 was 89,6% en de mediane dagelijkse dosis inhalatiecorticosteroïden was 400 gram budesonide-equivalent. Het astma was gedeeltelijk of volledig onder controle bij de helft (50,3%) van de deelnemende patiënten.
Even veel astma-aanvallen
De primaire uitkomstmaat was elke astma-aanval die werd behandeld met orale corticosteroïden in het jaar na de randomisatie, beoordeeld in de intention-to-treat-populatie. Deze uitkomst trad op bij 48,2% in de interventiegroep en bij 51,4% in de standaardzorggroep (ITT aangepaste odds ratio 0,88; p = 0,49). Bij 377 van de 1771 beoordelingen (21,3%) werd de aanbeveling van het algoritme niet gevolgd.
Adverse events (AE’s) werden gemeld door 5,3% van de patiënten: door 15 patiënten in de standaardzorggroep en door 12 patiënten in de interventiegroep. De meest voorkomende AE was jeuk na huidpriktesten, wat werd gerapporteerd door 8 deelnemers in beide groepen.
Beperkingen
Mogelijke beperkingen zijn onder meer de keuze van het afkappunt waarop het ongecontroleerd astma is gedefinieerd en de keuze om op basis van veranderingen van de FeNO de behandeling te sturen.
Bovendien waren de behandelbeslissingen in de twee groepen mogelijk niet voldoende verschillend om een verschil in uitkomsten te creëren.
Conclusies en toekomst
De bevindingen van de RAACENO-studie bieden geen ondersteuning voor een routinematig gebruik van FeNO-metingen als onderdeel van de astmabehandeling in een tweedelijnszorg. Er moet nader onderzoek gedaan worden naar andere objectieve markers voor het sturen van de astmabehandeling bij kinderen.
Referenties: Turner S, Cotton S, Wood J, et al. Reducing asthma attacks in children using exhaled nitric oxide (RAACENO) as a biomarker to inform treatment strategy: a multicentre, parallel, randomised, controlled, phase 3 trial. Lancet Respir Med. 2022:S2213-2600(21)00486-0.