DOQ

FLY-Kids biedt gespreks­onder­steuning over leefstijl bij jonge kinderen

Vanuit het platform Gezonde Voeding 0-4 jaar is een signaleringsinstrument ontwikkeld voor de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) om met ouders in gesprek te kunnen gaan over voeding en leefstijl. Deze Features of Lifestyle in Young Kids, oftewel FLY-Kids, bestaat uit een papieren vragenlijst, nu wordt gewerkt aan een digitale toepassing. Koen Joosten, kinderarts-intensivist bij het Erasmus MC, is een van de kartrekkers. “Het instrument helpt bij een open gesprek over dit onderwerp.”

20-40% van de allerjongsten hebben voedingsproblemen, blijkt uit de Voedselconsumptiepeiling van het RIVM.1 Als een stoornis in het voedingsproces zo lang of ernstig bestaat dat het de groei, gezondheid of psychosociale ontwikkeling van een kind bedreigt, spreekt men van een voedingsstoornis. Volgens Joosten komen bij jonge kinderen veel klachten voor als ijzertekort en obstipatie. “Een kind kan selectief eten en lust bijvoorbeeld geen groente, maar wel zoete dingen zoals appelmoes. Dat is iets heel anders dan dat je kind structureel niet wil eten en daar een probleem aan overhoudt. Maar als je lang meegaat in eenzijdig eetgedrag, kan een kind daar zeker klachten van krijgen.”

De cijfers vragen volgens Joosten om actie. Hij is voorzitter van de Expertisegroep Voeding van de Nederlandse Vereniging voor Kindergenees­kunde en betrokken bij het Platform Gezonde Voeding 0-4 jaar. Het platform maakte gebruik van een subsidie uit het Nationaal Preventieakkoord (2018) om een signaleringsinstrument te ontwikkelen omtrent voeding en leefstijl bij kinderen van 0-4 jaar. Met hulp van promovenda Anne Krijger (Erasmus MC) werd het FLY-Kids instrument ontwikkeld en getest.2

“De vragenlijst leidt er daadwerkelijk toe dat je als ouder iets signaleert en dat zelf ter sprake brengt”

Kinderarts-intensivist Koen Joosten

Vier thema’s

“We hebben voor het opstellen van een papieren vragenlijst, aan de hand van de literatuur en resultaten van de Voedsel­consumptiepeiling van het RIVM, bekeken waar de groep van 0-4 jarigen te veel en te weinig van eet. Daar hebben we een aantal leefstijlfactoren aan toegevoegd”, vertelt Joosten. Dat leidde tot de volgende vier thema’s:

1. Gezond eetgedrag (groente en fruit)
2. Ongezond eetgedrag (snacks en suikerhoudende dranken)
3. Sociale omgang (belonen met snacks, samen aan tafel eten)
4. Leefstijl (beeldschermgebruik, slapen en bewegen)

Overzicht

De ouders beantwoorden per thema drie of vier vragen. De scores zijn gekoppeld aan landelijke beweeg- en voedingsnormen voor deze leeftijdscategorie. Ook is er nog een algemene vraag over hoe tevreden de ouders zijn over de leefstijl van hun kind. Joosten: “We hebben de vragenlijst getest bij 200 kinderen op consultatiebureaus. Wat opviel is dat bij de meeste ouders 3 tot 4 items buiten de norm werden gescoord. Slechts een paar procent vulde alles in zoals het ‘wenselijk’ is.”
De kinderarts of verpleegkundige kreeg die ingevulde vragenlijst te zien. Hoe meer items  buiten de norm scoorden, hoe vaker het onderwerp op het bureau werd besproken door de ouders. “Dus de vragenlijst leidt er ook daadwerkelijk toe dat je als ouder iets signaleert en dat zelf ter sprake brengt bij de jeugdverpleegkundige of kinderarts.”

“Het screeningsinstrument moet ook in de digitale dossiers komen van de JGZ-artsen”

Handelingsopties

De papieren vragenlijst wordt momenteel omgezet naar een digitale versie, die door consultatiebureaus standaard moet gaan worden aangeboden aan ouders bij de contactmomenten als hun kinderen 1, 2 en 3 jaar zijn. Als de vragen zijn beantwoord, kunnen ouders doorklikken naar tips of adviezen die bij de score aansluiten. “Dat noemen we ‘handelingsopties’”, legt Joosten uit. “We bieden dus meteen praktische antwoorden op vragen die ouders kunnen hebben op basis van de uitslag. Zo worden ouders ook al voorbereid op het gesprek met het consultatiebureau. Ze hebben al een stukje voorlichting gekregen en kunnen gerichter vragen stellen.”

“Het screeningsinstrument moet ook in de digitale dossiers komen van de JGZ-artsen”, zegt Joosten. “Daarover zijn we nu met een van de aanbieders van de digitale dossiers in gesprek. Verder doen we momenteel ook vervolgonderzoek: welke adviezen het beste gegeven kunnen worden, en hoe die worden opgevolgd door de ouders. Er wordt ook onderzocht of alle doelgroepen bereikt worden met het gebruik van FLY-Kids, zoals ouders met een migratieachtergrond en ouders met een lage sociaal-economische status.”

“De kunst in de zorg is om partijen te verbinden”

Toegang en uitbreiding

Er wordt nog gewerkt aan makkelijke toegang tot FLY-Kids via een website, zodat mensen het zelf kunnen invullen en huisartsen er bijvoorbeeld ook bij kunnen. “Ook willen we in gesprek met de GGD om het te integreren in de GroeiGids-app. De kunst in de zorg is om partijen te verbinden, dat willen wij ook: het voedingscentrum, ouders, JGZ, GGD, enzovoorts. Ook willen we het in bestaande leefstijlrichtlijnen gaan integreren. Zo wordt overal met dezelfde adviezen gewerkt.”

Er komen veel vragen uit het veld om een Fly-Kids voor 4-18 jaar te ontwikkelen. “Dat gaan we op korte termijn doen. Deze versie gaan we dan ook aanbieden aan andere beroepsgroepen, zoals kinderartsen in ziekenhuizen, huisartsen en diëtisten. Verder willen we onderzoek doen bij kinderen met chronische buikpijn. Die klachten staan vaak in verband met voeding en leefstijl. Dan kunnen we dit instrument goed gebruiken, niet alleen als signalering van ongezonde leefstijlfactoren maar ook vanwege de aangeboden handelingsopties.”

Referenties:
1. Kindermann A, Kneepkens CMF. Voedings- en eetproblemen bij jonge kinderen. Praktische Pediatrie. 2010(3):174-9.
2. Krijger, J.J.A. De ontwikkeling en evaluatie van een leefstijlsignaleringsinstrument voor jonge kinderen: FLY-Kids. Erasmus Universiteit Rotterdam, 2023.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?