DOQ

Geavan­ceerde long­functie­test niet nodig voor onderscheid astma/COPD

Informatie over de medische voorgeschiedenis en pre- en postbronchodilator spirometrie is voldoende om onderscheid te maken tussen de diagnose astma of COPD. Meer geavanceerde longfunctietesten, zoals de diffusiecapaciteit of bronchiale hyperreactiviteit, verhogen het diagnostisch onderscheid tussen de twee ziektebeelden niet.

Astma en COPD zijn twee aparte ziekte-entiteiten met elk een ander onderliggend pathofysiologisch mechanisme. In praktijk laten patiënten echter vaak kenmerken van beide ziekten zien. Dit maakt het voor huisartsen lastig om de juiste diagnose te stellen. Omdat beide ziektebeelden een andere behandeling vragen, is het wel belangrijk om dit onderscheid te maken.

Drie scenario’s

Onderzoekers uit Nijmegen en Rotterdam onderzochten of zij een beter onderscheid konden maken tussen astma en COPD als zij, naast informatie over de medische voorgeschiedenis van de patiënt, ook spirometrie en andere longfunctietesten tot hun beschikking hadden.

Zij vergeleken drie scenario’s:

  1. Een diagnostisch model enkel gebaseerd op de medische voorgeschiedenis van de patiënt;
  2. Een diagnostisch model gebaseerd op scenario 1, aangevuld met longfunctietesten die beschikbaar zijn in de huisartsenpraktijk (pre- en postbronchdilator spirometrie);
  3. Een diagnostisch model gebaseerd op scenario 2, aangevuld met longfunctietesten die alleen beschikbaar zijn in de tweede lijn (diffusiecapaciteit van de longen (DLCO), bronchiale hyperreactiviteit (BHR) en residueel volume/totale longcapaciteit (RV/TLC)).

Astma of COPD?

Het onderzoek bestond uit een cross-sectionele studie onder 532 patiënten uit tien Nederlandse huisartspraktijken. Bij alle patiënten vroegen de onderzoekers naar de medische voorgeschiedenis en maten zij de longfunctie. Twee longartsen bepaalden of er daadwerkelijk sprake was van astma of COPD. Dit was de gouden standaard. Ze gebruikten hiervoor de verzamelde informatie en zo nodig aanvullende diagnostiek, zoals een allergietest of piekflowmeting. De diagnose stelden zij op basis van de GINA (astma) en GOLD (COPD)-richtlijnen.
84 patiënten kregen een diagnose astma, 138 een diagnose COPD. Deze patiënten werden opgenomen in de drie scenario’s. Bij 310 patiënten was geen sprake van een chronische luchtwegaandoening.

Diagnostische waarde

Voor alle drie de scenario’s bepaalden de onderzoekers in een logistisch regressiemodel de diagnostische waarde om astma en COPD van elkaar te onderscheiden. Dit deden zij op basis van de oppervlakte onder de receiver operator characteristics (ROC)-curve (Area Under Curve; AUC).
Scenario 1 had een AUC van 0,84 (95% BI 0,78-0,89). In scenario 2 steeg dit naar 0,89 (95% BI 0,.84-0,93; p=0,020). Scenario 3 verhoogde de AUC niet verder (AUC = 0,89, 95% BI 0,85-0,94; p=0,967).
De onderzoekers concluderen dat huisartsen een beter onderscheid kunnen maken tussen astma en COPD als zij, bovenop de medische voorgeschiedenis, spirometrie verrichten. Geavanceerde longfunctietesten, zoals gebruikt in de tweede lijn, verhogen de diagnostische waarde niet verder.

Referentie: Bouwens JSM, Bischoff EWMA, In ’t Veen JCCM, Schermer TR. Diagnostic differentiation between asthma and COPD in primary care using lung function testing. NPJ Prim Care Respir Med. 2022 Sep 5;32(1):32. doi: 10.1038/s41533-022-00298-4.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Casus: patiënte met dyspnoe en oedeem in het gelaat

Een 66-jarige vrouw presenteert zich met sinds drie weken progressief verminderde inspanningstolerantie en met name ’s ochtends een zwelling van het gelaat. Overdag verbeteren de klachten deels. Wat is uw diagnose?

Wat je verwacht, voel je: wat zorgverleners kunnen leren van placebo-effecten

Wat patiënten verwachten, beïnvloedt direct hoe zij pijn of bijwerkingen ervaren. Henriët van Middendorp legt uit hoe placebo- en nocebo-effecten werken, en hoe zorgverleners deze bewust en ethisch kunnen inzetten in de praktijk.

Trots op goed werkend meld­systeem voor bijwerk­ingen

Agnes Kant wijst op het belang van meer onderzoek naar bijwerkingen en roept zorgverleners op te blijven melden bij het Bijwerkingenmeldsysteem. “Van 70% van de geneesmiddelen is nog onduidelijk of deze veilig tijdens de zwangerschap gebruikt kunnen worden.”

Wandelend naar een betere gezondheid

Matthijs van der Poel combineert als huisarts en sportliefhebber zorg en beweging. Met stichting Looprecept wandelt hij wekelijks met patiënten – goed voor lijf, hoofd én verbinding. “Het is heel laagdrempelig en dat verklaart denk ik ook het succes.”

De patiënt doet lastig, en dan?

Patiënten met een persoonlijkheidsstoornis kunnen soms veel losmaken, zowel in het behandeltraject als bij de arts. Thom van den Heuvel geeft handvatten voor het omgaan met deze patiëntengroep. “Het contact vraagt meer tijd en legt tegelijk emotionele druk op de arts."

Vind meertalige zorgverleners via ikspreekmeerdan.nl

Als anios in een huisartsenpraktijk in Amsterdam merkte Daan Frehe dat taal voor veel patiënten een barrière vormt voor het krijgen van goede zorg. “Via ikspreekmeerdan.nl kan nu een zorgverlener met een gedeelde taal en cultuur gevonden worden. Dat is enorm waardevol.”

Casus: man met een veranderde vlek op het been

Een 72-jarige man presenteert zich op uw spreekuur met een veranderde plek op het bovenbeen rechts. De vlek is gegroeid en van kleur veranderd. De patiënt heeft een licht huidtype en een voorgeschiedenis van basaalcelcarcinoom. Wat is uw diagnose?

Maak van wachttijd in de ggz hersteltijd: vijf praktische adviezen

Sanne Booij en Christien Slofstra willen af van de stille wachttijd in de ggz. Met hulp van de huisarts kan het herstel al beginnen, nog vóór de intake. “Deze periode hoeft geen verloren tijd te zijn.”

Beteugelen geneesmiddel­prijzen noodzakelijk voor betaalbare zorg

Wilbert Bannenberg strijdt met Stichting Farma ter Verantwoording tegen excessieve geneesmiddelprijzen. Zijn missie: winsten beteugelen om zorg toegankelijk te houden. “Geneesmiddelprijzen moeten beteugeld gaan worden, anders wordt de zorg onbetaalbaar.”

Casus: vrouw met veranderd defecatiepatroon

Een vrouw wordt naar de polikliniek gestuurd in verband met een veranderd defecatiepatroon. Ze heeft wat frequenter dan gebruikelijk ontlasting. Er zijn wat vage buikklachten in de zin van rommelingen en krampen. Ze gebruikt geen medicatie. Wat is uw diagnose?