Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘De gemiddelde artrosepatiënt bestaat niet’
Ingrid Meulenbelt, hoogleraar bij de afdeling Biomedical Data Sciences, sectie Moleculaire Epidemiologie, ontwierp een ‘gewricht-op-een-chip’. Ze hoopt daarmee aanknopingspunten te vinden voor de ontwikkeling van medicijnen tegen artrose. Ze oreerde op 19 januari.
“Veel mensen lijden aan artrose, oftewel gewrichtsslijtage”, zegt Meulenbelt. “Dan verdwijnt er kraakbeen uit de gewrichten, wat pijnlijk en invaliderend kan zijn. Van het onderliggende ziektepatroon zijn we door onderzoek veel te weten gekomen, maar dat heeft zich nog niet vertaald in medicijnen die de afbraak van kraakbeen vertragen of stoppen, laat staan genezen. Pas als het echt niet meer gaat, kan iemand in aanmerking komen voor een gewrichtsvervangende operatie.” Daar wil ze wat aan doen.
In kaart brengen
Een van de problemen die de ontwikkeling van medicijnen remt, is dat de farmaceutische industrie tot nu toe heeft gezocht naar een medicijn voor de gemiddelde artrosepatiënt. Maar die bestaat niet, zegt Meulenbelt: “Artrose ontstaat door verschillende oorzaken en de ziekte uit zich op verschillende manieren. Wij willen dan ook eerst de diversiteit in kaart brengen van de moleculaire paden, oftewel ziekteprocessen, die tot artrose leiden en daarmee verschillende patiëntgroepen onderscheiden.”
Gewricht-op-een chip
Om vervolgens die verschillende ziekteprocessen te kunnen bestuderen ontwikkelt ze samen met de Technische Universiteit Eindhoven een gewricht-op-een-chip. Het minuscule apparaatje heeft twee met elkaar verbonden ruimtes, waarvan er een wordt gevuld met kraakbeencellen en een met botcellen. Zo kunnen de onderzoekers die twee weefsels bestuderen, maar ook hun wisselwerking.
Bovendien kunnen ze de cellen blootstellen aan externe risicofactoren voor artrose: ze kunnen vrouwelijke hormonen toevoegen of de belasting van gewrichten nabootsen door met piepkleine hamertjes op de cellen te beuken. “We veranderen de genetische opmaak van de cellen om ook de rol van erfelijke risicofactoren te bestuderen”, vertelt Meulenbelt. “Als we zien wanneer en hoe het mis gaat met het kraakbeen, kan dat aanknopingspunten opleveren voor de ontwikkeling van medicijnen.”
Biomarkers
Als die medicijnen er komen, moeten artsen straks wel de patiëntgroepen waarop de verschillende ziekteprocessen van toepassing zijn van elkaar kunnen onderscheiden. Dat lukt nu niet: artsen maken röntgenfoto’s om artrose vast te stellen, maar daar is onvoldoende op te zien. Meulenbelt: “Om onze studie rond te maken, zoeken we daarom naar ‘biomarkers’ in het bloed, stoffen die het ziekteproces weerspiegelen. We richten ons op micro-RNA’s, dat zijn moleculen die allerlei processen regelen en waarvan sommige in het bloed worden uitgescheiden. We sporen geschikte biomarkers op door aangedane en gezonde gewrichtsweefsels en bloed van patiënten te vergelijken.”