DOQ

Goed voorbereid met pensioen dankzij een (aanvullende) lijfrente

Als arts of zorgprofessionals kunt u ervoor kiezen om uw pensioen aan te vullen met een lijfrenteproduct. Dit is echter alleen mogelijk als er sprake is van een pensioentekort. Sparen met een lijfrente kan fiscaal (heel) aantrekkelijk zijn. Van helder accountancy zet de belangrijkste wetenswaardigheden over lijfrente op een rij.

Een lijfrente is een spaarvorm waarmee u een aanvullend pensioen kunnen opbouwen. De lijfrente kent zowel een bancaire variant (bankspaarrekening) als een verzekeringsvariant (lijfrenteverzekering). In beide gevallen stort u vóór uw pensioen, tijdens de opbouwfase, eenmalig of periodiek een bedrag in de lijfrente. Dit opgebouwde tegoed keert de bank of verzekeraar tijdens het pensioen in termijnen uit.

Belasting bij lijfrente

Maar hoe zit het nu precies met de belasting in box 1 en box 3 bij een lijfrente?

* LIJFRENTE: BELASTING TIJDENS OPBOUWFASE
Sparen voor een aanvullend pensioen met een lijfrente kent enkele fiscale voordelen. Zo betaalt u geen inkomstenbelasting over de ingelegde bedragen. U stort namelijk een deel van het netto-inkomen in de lijfrente. Hierdoor betaalt u uiteindelijk minder belasting.

* IS EEN LIJFRENTE ALTIJD AFTREKBAAR VOOR DE INKOMSTENBELASTING?
Het is alleen mogelijk een bedrag af te trekken voor premies of stortingen voor lijfrente als er sprake is  van een pensioentekort. Bijvoorbeeld een pensioentekort doordat u in het buitenland heeft gewerkt en over deze periode geen pensioen heeft opgebouwd. Maar u kunt ook een pensioentekort hebben terwijl u in Nederland in loondienst en/of als zelfstandige werkzaam was.

Het bedrag aan premies en stortingen dat u maximaal mag aftrekken in een bepaald jaar, heet ‘jaarruimte’. U heeft jaarruimte als u in het kalenderjaar ervóór een pensioentekort had.

* HOE WORDT DE JAARRUIMTE BEREKEND?
De jaarruimte is geen percentage van het gehele inkomen van vorig jaar, maar een percentage van de zogenoemde premiegrondslag. Dat is het bruto-inkomen minus de AOW-franchise voor lijfrente. Deze AOW-franchise is het deel van het inkomen waarover u geen pensioen mag opbouwen, omdat u straks AOW krijgt. In 2021 is deze AOW-franchise € 12.672 . Over al het inkomen bóven de € 12.672 mag u 13,3% fiscaalvriendelijk opzijzetten.


Rekenvoorbeeld uit de praktijk

Stel, een arts heeft vorig jaar € 60.000 verdiend. Dan is de jaarruimte (€ 60.000 – € 12.672) * 13,3% = € 6.204 per jaar, oftewel € 517 per maand. Dit mag de arts aftrekken van de inkomstenbelasting van dit jaar. De jaarruimte is in 2021 gemaximeerd op € 13.236, aangezien de arts maximaal over een bedrag van €  112.189 pensioen mag opbouwen.


Artsen die deelnemer zijn in een (verplichte) pensioenregeling, zoals het SPH of SPMS, moeten rekening houden met de pensioenopbouw bij dat betreffende fonds. Deze opbouw wordt uitgedrukt in de factor A. Jaarlijks ontvangen artsen van hun pensioenuitvoerder deze factor A. Wanneer zij gebruikmaken van de Fiscale Oudedagsreserve (F) voor ondernemers moeten zij ook hier rekening mee houden.

De berekening is dan als volgt:

Jaarruimte = (bruto-inkomen – 12.762 euro) * 13,3% – (6,5 x A) – F


Rekenvoorbeeld uit de praktijk

Stel een arts heeft vorig jaar € 60.000 verdiend. De factor A bedraagt € 500. Dan is de jaarruimte (€ 60.000 – € 12.762) * 13,3% = € 6.204 minus 6,5 x € 500 (€ 3.250) = € 2.954 per jaar, oftewel € 246 per maand. Dit mag de arts aftrekken van de inkomstenbelasting van dit jaar. De jaarruimte is in 2021 gemaximeerd op € 13.236, aangezien de arts maximaal over een bedrag van € 112.189 pensioen mag opbouwen.


De kans dat u als arts náást het SPH of het SPMS nog voor lijfrenteaftrek in aanmerking komen, is dus klein.

Als u in het verleden geen gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte, dan kunt u dit later alsnog doen. Hierdoor ontstaat de zogenoemde reserveringsruimte. Aan de reserveringsruimte zit een maximum. U mag nooit meer aftrekken dan dit maximum. Ook is dit tijdsgebonden, de reserveringsruimte blijft zeven jaar bestaan. Na deze periode vervalt het bedrag dat u nog had mogen aftrekken voor het oudste jaar. De maximale reserveringsruimte bedraagt op dit moment € 7.489.

* LIJFRENTE EN BELASTING BOX 3
In een lijfrenteproduct (bancaire- of verzekeringsvariant) bouwt u tijdens uw werkzame carrière vermogen op dat u later gaat genieten. De Belastingdienst rekent het opgebouwde vermogen in principe niet tot het eigen vermogen in box 3. Over het opgebouwde lijfrentekapitaal betaalt u dus géén vermogensrendementsheffing.

Lijfrente uitkeren en belastingheffing

Op het moment dat de bank of verzekeraar het tegoed op een lijfrente uitkeert, betaalt u inkomstenbelasting in box 1. De Belastingdienst ziet de lijfrente-uitkeringen namelijk als inkomen. Gaat de lijfrente-uitkering ín op het moment dat u de pensioengerechtigde leeftijd bereikt? Dan gelden er lagere belastingtarieven en betaalt u naar verwachting per saldo dus minder inkomstenbelasting.

Van helder accountancy, belastingadvies en consultancy voor de zorg heeft de uiterste zorg besteed aan de totstandkoming van deze uitgave. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaardt Van helder geen enkele aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houdt zij zich aanbevolen.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?