DOQ

Het Calamiteiten­­hospi­taal: in dertig minuten opera­tioneel na een ramp 

In Utrecht staat het enige Calamiteitenhospitaal ter wereld: een volledig ziekenhuis dat bij rampen − van welke aard dan ook − binnen een half uur een grote groep slachtoffers kan opvangen. Dit jaar viert het Calamiteitenhospitaal zijn 25-jarig bestaan. Reden om dit bijzondere ziekenhuis onder de loep te nemen in een gesprek met Mirjam de Jong. Zij is medisch manager van het Calamiteitenhospitaal en traumachirurg bij het UMC Utrecht.

Een ingestort gebouw, aanslag, treinongeluk of de uitbraak van een gevaarlijke bacterie: het Calamiteitenhospitaal is op alle rampen voorbereid. In totaal werd dit ziekenhuis de afgelopen kwarteeuw 43 keer geopend en zijn er 787 patiënten behandeld. “De laatste openstelling was vorig jaar, na het treinongeluk bij Voorschoten”, vertelt De Jong. “We hebben toen tien slachtoffers opgevangen. Verder waren we de afgelopen jaren open bij branden in zorgcentra, onder andere in Breukelen en Nieuwegein. Bij die laatste hadden vijftig kwetsbare mensen zorg nodig.”

“Als er veel slachtoffers zijn, activeren we ook een of meerdere belbomen met externe medewerkers”

Medisch manager van het Calamiteitenhospitaal en traumachirurg Mirjam de Jong

Achtduizend vierkante meter

Het Calamiteitenhospitaal bevindt zich in het UMC Utrecht en is een samenwerking tussen dit ziekenhuis en de ministeries van VWS en Defensie. Het UMC Utrecht is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de inboedel.

Met een grootte van achtduizend vierkante meter biedt het Calamiteitenhospitaal plaats aan tweehonderd slachtoffers. Er is een crashroom voor tien personen, een Intensive Care voor twaalf patiënten, een Medium Care met vijftig bedden en een Low Care met 124 bedden. Daarnaast zijn er vier isolatieboxen, drie operatiekamers met recovery, een eigen röntgenafdeling en een triageruimte.

Openstelling

De openstelling van het Calamiteitenhospitaal wordt meestal aangevraagd door een van de Meldkamers in Nederland. Andere partijen die zo’n aanvraag kunnen doen, zijn zorginstellingen, de ministeries van VWS en Defensie, de Alarmcentrale, Directeuren Publieke Gezondheid, een OvD-G (officier van dienst geneeskundig) of een ACGZ (algemeen commandant geneeskundige zorg).

De dienstdoende traumachirurg van het UMC Utrecht beoordeelt of de calamiteit voldoet aan een van de scenario’s voor opening van het Calamiteitenhospitaal (zie kader). De Jong: “Is dat het geval, dan zetten we, na toestemming van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht, een computergestuurde belboom in werking. Op die manier benaderen we medewerkers van het UMC Utrecht, zoals artsen, verpleegkundigen, medisch psychologen, maatschappelijk werkers en beveiligers. Als er veel slachtoffers zijn, activeren we ook een of meerdere belbomen met externe medewerkers. Om zo snel mogelijk te kunnen starten, vragen we alle afdelingen van het UMC Utrecht de verpleegkundigen die zij kunnen missen, alvast naar ons te sturen. In maximaal dertig minuten zijn we klaar om slachtoffers op te vangen.”

“Soms moet je bedenken hoe je zoveel mogelijk levens kunt redden of zoveel mogelijk schade kunt beperken”

Gekleurde petten

In de hectiek maken gekleurde petten duidelijk wie waarvoor aanspreekbaar is.“De leden van het commandoteam, verantwoordelijk voor de organisatie, dragen een zwarte pet”, vertelt De Jong. “Coördinerend verpleegkundigen hebben een rode pet en coördinerend artsen een groene.”

De zorg in het Calamiteitenhospitaal verschilt van die in de dagelijkse praktijk. “Normaal gesproken probeer je patiënten een voor een de beste behandeling te geven”, legt De Jong uit. “Maar bij een grote groep slachtoffers tegelijk kan dat niet. Dan moet je bedenken hoe je zoveel mogelijk levens kunt redden of zoveel mogelijk schade op de lange termijn kunt beperken. Dat betekent dat je goed moet prioriteren: wie krijgt direct een CT-scan? Wie gaat meteen naar de operatiekamer? En wie moet even wachten, bijvoorbeeld omdat hij een polsfractuur heeft die later ook nog geopereerd kan worden?”

Als het Calamiteitenhospitaal niet in gebruik is voor slachtoffers, wordt het ingezet voor trainingen, gericht op de opvang bij grootschalige incidenten. “Eén keer per jaar komen alle groepen die los van elkaar getraind hebben, bij elkaar om als keten te trainen tijdens de MRMI – de medical response to major incidents – cursus”, vertelt De Jong. “We zijn dan met het zorgpersoneel, de Meldkamer, ambulance, politie en brandweer, beveiliging, telefooncentrale en de afdeling marketing en communicatie.”

“Als twee bussen op elkaar botsen, hebben ziekenhuizen niet zomaar vijftig bedden voor de slachtoffers beschikbaar”

Bufferfunctie

Het Calamiteitenhospitaal heeft volgens De Jong een bufferfunctie, die voorkomt dat bij een ramp de zorg elders in het land vastloopt. “Alle slachtoffers komen in eerste instantie naar het Calamiteitenhospitaal. Binnen een tot vijf dagen worden zij overgeplaatst naar een ander ziekenhuis. De Nederlandse gezondheidszorg is de afgelopen jaren steeds efficiënter geworden. Dat heeft tot gevolg dat er in ziekenhuizen geen leegstaande bedden zijn. Als dan ergens twee bussen op elkaar botsen, hebben ziekenhuizen in de regio niet zomaar vijftig bedden voor de slachtoffers beschikbaar. Of ruimte om grote groepen verwanten op te vangen. Wij hebben die ruimte en extra bedden wél. Door slachtoffers en hun naasten hier op te vangen, kan de zorg in andere ziekenhuizen gewoon doorgaan.”

Het Calamiteitenhospitaal is inzetbaar bij de volgende vijf scenario’s:
– oorlog en oorlogsdreiging, crisis of conflictbeheersing, waarbij grote aantallen militaire slachtoffers moeten worden opgevangen
– ongevallen in het buitenland, waarbij Nederlandse ingezetenen (militair en/of burger) gerepatrieerd worden;
– calamiteiten, aanslagen of grote ongevallen in Nederland, die de reguliere opvangcapaciteit te boven gaan;
– situaties waarin de Nederlandse overheid hulp biedt bij de medische opvang van buitenlandse slachtoffers van ongevallen in het buitenland;
– opname van een beperkt aantal patiënten met een bijzondere infectieziekte.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?


Lees ook: ‘Waarom een patiënt rondrijden als hij zelf kan lopen?’

Naar dit artikel »

Lees ook: Veel kortere wachttijden en 100% tevredenheid bij patiënten: hoe dan?

Naar dit artikel »