DOQ

Huilbaby’s: hulp bieden bij binding voorkomt veel problemen

In Europa huilt iets meer dan vier procent van alle baby’s overmatig. Ouders die hiermee te maken krijgen, ondervinden stress, angst, depressie en problemen om zich te binden met hun kind. Volgens kinderarts Ineke de Kruijff van het St. Antonius Ziekenhuis is het zaak dat kinderartsen deze baby’s eerder in het beloop zien dan nu het geval is om hiermee ziekenhuisopnames te voorkomen.

Alle baby’s huilen, bij zes tot acht weken is dat het meest, daarna wordt het minder. Er bestaan verschillende definities van een huilbaby. “Ik ben geen fan van de term huilbaby”, zegt kinderarts Ineke de Kruijff. “Dat suggereert dat de baby een probleem heeft omdat hij een bepaald aantal uur huilt.” Volgens De Kruijff is het een probleem van het héle gezin. “En het gaat ook niet over het aantal uur, maar over het ervaren van veel huilen.”

Kinderarts Ineke de Kruijff

Onderzoek naar overmatig huilen.

De Kruijff deed de afgelopen zeven jaar onderzoek naar overmatig huilen bij baby’s. Haar onderzoek is vanuit de praktijk ontstaan, vertelt ze. “Op onze moeder-baby unit worden moeders met psychiatrische ziektes met hun baby samen opgenomen. Wij doen als kinderartsen de consultatiebureau-controles bij deze baby’s. Wat mij opviel was dat ik veel van die kinderen al kende, omdat ze op de poli waren geweest met refluxklachten of dat ik ze eerder had opgenomen vanwege overmatig huilen.”

“Moeders die in de zwangerschap veel angst ervaren hebben meer kans op een huilbaby. Anderzijds zijn ouders met een huilbaby vaak bang dat er iets ernstigs met hun baby aan de hand is”

Angst is belangrijke factor

Dit gegeven riep nieuwsgierigheid op bij De Kruijff. “Hebben moeders met een psychiatrische ziekte meer kans op een baby die huilt of is het juist andersom? Met andere woorden: word je bijvoorbeeld depressief omdat je baby zo veel huilt of huilt je baby zo veel omdat jij depressief bent? En hoe zit het met de vaders?” De Kruijff bekeek de problematiek van twee kanten. In bepaalde onderzoeken ging ze uit van het huilen van de baby, in andere van de psychiatrische kwetsbaarheid van de moeder. Een belangrijke factor in beide gevallen is angst, ontdekte ze. “We weten uit de literatuur dat moeders die in de zwangerschap veel angst ervaren meer kans hebben op een huilbaby. Anderzijds zijn ouders met een huilbaby vaak bang dat er iets ernstigs met hun baby aan de hand is.”

Hulp bij binding

In haar onderzoek vond De Kruijff dat moeders met een psychiatrische kwetsbaarheid meer refluxklachten rapporteerden bij hun baby vergeleken met een gezonde controlegroep. Ook bleken depressieve moeders meer klachten te rapporteren van reflux en overmatig huilen bij hun baby, waarbij de ervaren binding tussen moeder en kind een belangrijke factor was. Tot slot ontdekte ze dat moeders én vaders van baby’s die overmatig huilen opvallend meer stress, angst, depressie en problemen om zich te binden met hun kind hebben. “Dus als je hulp biedt bij binding, kun je veel van die problemen mogelijk voorkomen”, aldus De Kruijff.

“Bij minder dan vijf procent van de baby’s is er een medische oorzaak voor het huilen”

Verkeerd signaal

“Wij nemen in Nederland jaarlijks meer dan zevenhonderd baby’s op vanwege huilen”, zegt De Kruijff. “Eigenlijk geven we ouders hiermee een verkeerd signaal, namelijk: er is inderdaad iets mis met uw baby en wij lossen het voor u op. Terwijl we weten dat er bij minder dan vijf procent van de baby’s een medische oorzaak is voor het huilen. Maar op het moment dat ouders met hun huilende baby bij een kinderarts komen, zijn ze al zo bang, overspannen en oververmoeid dat wij ze niet meer wegsturen.”

“Als de medische angel eruit gehaald wordt, is er pas ruimte in het hoofd van mensen om ze goed te kunnen helpen”

Eerder naar de kinderarts

Een betere aanpak zou volgens De Kruijff zijn dat een baby die overmatig huilt eerder dan nu door een kinderarts wordt gezien wanneer er zorgen bij de ouders zijn over een medische oorzaak voor het huilen. “Voor een huisarts of een jeugdarts kan het lastiger zijn om ouders hierin gerust te stellen. We moeten beter gaan samenwerken. De nieuwe aanpak in onze regio wordt dan ook dat ouders die zich met een huilbaby bij de huisarts of de jeugdarts melden binnen drie werkdagen bij een ervaren kinderarts terecht kunnen, die samen met een pedagogisch medewerker het consult doet. Dan kunnen we ze in de meeste gevallen geruststellen, troosttechnieken aanleren en terugverwijzen naar de huisarts of jeugdarts. Die kan dan zo nodig een ander type hulpverlening inzetten; gericht op binding, zoals infant mental health (IMH). Als de medische angel eruit gehaald wordt, is er pas ruimte in het hoofd van mensen om ze goed te kunnen helpen.”

Ineke de Kruijff promoveert begin 2022. Haar proefschrift met de titel ‘Excessive infant crying: new insights in parental factors’ is in de laatste fase.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Casus: patiënte met dyspnoe en oedeem in het gelaat

Een 66-jarige vrouw presenteert zich met sinds drie weken progressief verminderde inspanningstolerantie en met name ’s ochtends een zwelling van het gelaat. Overdag verbeteren de klachten deels. Wat is uw diagnose?

Wat je verwacht, voel je: wat zorgverleners kunnen leren van placebo-effecten

Wat patiënten verwachten, beïnvloedt direct hoe zij pijn of bijwerkingen ervaren. Henriët van Middendorp legt uit hoe placebo- en nocebo-effecten werken, en hoe zorgverleners deze bewust en ethisch kunnen inzetten in de praktijk.

Trots op goed werkend meld­systeem voor bijwerk­ingen

Agnes Kant wijst op het belang van meer onderzoek naar bijwerkingen en roept zorgverleners op te blijven melden bij het Bijwerkingenmeldsysteem. “Van 70% van de geneesmiddelen is nog onduidelijk of deze veilig tijdens de zwangerschap gebruikt kunnen worden.”

Wandelend naar een betere gezondheid

Matthijs van der Poel combineert als huisarts en sportliefhebber zorg en beweging. Met stichting Looprecept wandelt hij wekelijks met patiënten – goed voor lijf, hoofd én verbinding. “Het is heel laagdrempelig en dat verklaart denk ik ook het succes.”

De patiënt doet lastig, en dan?

Patiënten met een persoonlijkheidsstoornis kunnen soms veel losmaken, zowel in het behandeltraject als bij de arts. Thom van den Heuvel geeft handvatten voor het omgaan met deze patiëntengroep. “Het contact vraagt meer tijd en legt tegelijk emotionele druk op de arts."

Vind meertalige zorgverleners via ikspreekmeerdan.nl

Als anios in een huisartsenpraktijk in Amsterdam merkte Daan Frehe dat taal voor veel patiënten een barrière vormt voor het krijgen van goede zorg. “Via ikspreekmeerdan.nl kan nu een zorgverlener met een gedeelde taal en cultuur gevonden worden. Dat is enorm waardevol.”

Casus: man met een veranderde vlek op het been

Een 72-jarige man presenteert zich op uw spreekuur met een veranderde plek op het bovenbeen rechts. De vlek is gegroeid en van kleur veranderd. De patiënt heeft een licht huidtype en een voorgeschiedenis van basaalcelcarcinoom. Wat is uw diagnose?

Maak van wachttijd in de ggz hersteltijd: vijf praktische adviezen

Sanne Booij en Christien Slofstra willen af van de stille wachttijd in de ggz. Met hulp van de huisarts kan het herstel al beginnen, nog vóór de intake. “Deze periode hoeft geen verloren tijd te zijn.”

Beteugelen geneesmiddel­prijzen noodzakelijk voor betaalbare zorg

Wilbert Bannenberg strijdt met Stichting Farma ter Verantwoording tegen excessieve geneesmiddelprijzen. Zijn missie: winsten beteugelen om zorg toegankelijk te houden. “Geneesmiddelprijzen moeten beteugeld gaan worden, anders wordt de zorg onbetaalbaar.”

Casus: vrouw met veranderd defecatiepatroon

Een vrouw wordt naar de polikliniek gestuurd in verband met een veranderd defecatiepatroon. Ze heeft wat frequenter dan gebruikelijk ontlasting. Er zijn wat vage buikklachten in de zin van rommelingen en krampen. Ze gebruikt geen medicatie. Wat is uw diagnose?