Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Huisarts Van Pinxteren: ‘Huisarts moet rol pakken in bepalen meerwaarde van apps’
Gezondheidsapps kunnen meerwaarde hebben, meent huisarts Bart van Pinxteren. Maar huisartsen moeten een rol spelen in het kaf van het koren scheiden. “Alleen dan kunnen we zorgen dat wat we patiënten aanbevelen ook echt een aangetoonde meerwaarde heeft. We zijn wetenschappers tenslotte, en die achtergrond moeten we ook inzetten als het om apps gaat.”
Hoeveel gezondheidsapps zijn er? “Afhankelijk van wat je wel en niet echt tot ‘gezondheid’ rekent zo’n twee- tot driehonderdduizend”, zegt Bart van Pinxteren, huisarts in gezondheidscentrum Oog in Al. “Het is dus wel begrijpelijk dat er nu app-ontwikkelaars zijn die klagen dat hun apps niet worden gebruikt.”
Door arts verstrekt
Van Pinxteren ziet een parallel met geneesmiddelen. “Je ziet een toename van het aantal zelfzorggeneesmiddelen dat iedereen bij de drogist of apotheek kan kopen”, zegt hij. “Naar mijn mening zitten daar veel middelen tussen die geen aantoonbare meerwaarde hebben, maar ook geneesmiddelen die eerst alleen op recept werden verstrekt. Iets soortgelijks zien we nu bij apps: we zien apps die alleen door de arts worden verstrekt – meestal hebben die dan betrekking op het monitoren van een chronische ziekte – en daarnaast heel veel apps waarmee iedereen naar eigen believen aan de slag kan. Het aanbod van vrij beschikbare apps groeit hard, en dit gebeurt in een tijd waarin de huisarts steeds meer het sociaal domein betreedt en aan tafel zit met het wijkbureau, de gemeente en de scholen. De zorgverzekeraars stimuleren dit ook met de O&I-gelden. Daar zit een mooie koppeling in. Als we – in het sociale domein – dichter bij de bewoners in de wijk komen, biedt dat een kans om bewoners te helpen met het bevorderen van gezondheidswinst in plaats van ze bijvoorbeeld bloeddrukverlagers voor te schrijven. En in het bevorderen van die gezondheidswinst kunnen apps een rol spelen.”
Aangetoonde waarde
Van Pinxteren is zelf betrokken bij de ontwikkeling van een gezondheidsapp waarmee de patiënt thuis zijn bloeddruk kan meten en hierover digitaal met de huisarts kan communiceren. “Daarmee kun je de cirkel doorbreken van patiënten die voortdurend naar de praktijk komen voor die bloeddrukmeting”, zegt hij. “Apps kunnen dus meerwaarde hebben, maar dan moeten we als huisartsen wel weten welke apps wel en niet. We moeten als zorgaanbieders dan ook een rol spelen in het kaf van het koren scheiden. Alleen dan kunnen we zorgen dat wat we patiënten aanbevelen ook echt een aangetoonde meerwaarde heeft. We zijn wetenschappers tenslotte, en die achtergrond moeten we ook inzetten als het om apps gaat.”
Medisch iets toevoegen
Volgens Van Pinxteren is het voor huisartsen onontkoombaar om met de ontwikkeling van apps in de zorg mee te gaan. “Niet door in het wilde weg apps te adviseren”, zegt hij, “maar door zelf een rol te spelen in duidelijk maken welke apps wel en welke niet zinvol zijn. Een app moet medisch iets toevoegen, moet een bepaald serviceniveau hebben of moet de zorg efficiënter maken. Komt de patiënt bij ons met een app waarvan wij nog niet weten of hij aan die criteria voldoet, dan kunnen we zeggen: ga ermee aan de slag, Kijk wat het doet en laten we er binnenkort nog even op terugkomen. Maar tegelijkertijd moeten we wel beseffen dat apps niet zaligmakend zijn. Als een patiënt zegt dat hij de laatste tijd zo slecht slaapt, is ‘Daar zijn tegenwoordig heel goede apps voor’ niet toereikend.”
Een uitgangspunt waarin ook een les zit voor app-ontwikkelaars, stelt hij. “Die moeten de patiënt en de zorgverlener betrekken bij de ontwikkeling van apps.”