Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘Iedereen is wilsonbekwaam, totdat…’
Wils(on)bekwaamheid is geen vaststaand gegeven maar een dynamisch concept. Iemands wils(on)bekwaamheid is op ieder moment afhankelijk van de voorliggende vraag, de kennis over het betreffende onderwerp en het vermogen die kennis toe te passen op de eigen situatie. “In het tijdperk van Samen Beslissen zouden zorgverleners zorgvuldig de wilsbekwaamheid van patiënten moeten nagaan”, stelt internist en ethicus Rozemarijn van Bruchem.
“Alleen mensen die zijn overleden of in een diep coma verkeren, zijn 100% wilsonbekwaam. Alle andere mensen hebben een zekere mate van wilsbekwaamheid. Neem een diep dement persoon. Die is met grote waarschijnlijkheid onbekwaam ten aanzien van het weloverwogen beantwoorden van de vraag: ‘Wilt u deze ingewikkelde operatie ondergaan?’ Maar diezelfde persoon kan nog heel bekwaam zijn om de vraag ‘Wilt u een kop koffie of een kop thee?’ te beantwoorden. Ook een baby is in staat enigszins aan te geven wat zij of hij wel en niet prettig vindt. Anderzijds kan iemands wilsbekwaamheid tijdelijk sterk verminderen, bijvoorbeeld door ziekteverschijnselen of hevige emotie. Nog een voorbeeld: ondanks dat ik hoogopgeleid en gepromoveerd ben, ben ik volstrekt onbekwaam om in een gesprek met een automonteur te kunnen aangeven wat er met mijn auto moet gebeuren.”
“Om wilsbekwaam te zijn moet iemand eerst beschikken over voldoende kennis over het betreffende onderwerp”
Internist en ethicus Rozemarijn van Bruchem
Vier criteria
Kortom, Rozemarijn van Bruchem, internist ouderengeneeskunde en ethicus in het Erasmus MC, wil hiermee maar aangeven: iemands wils(on)bekwaamheid is niet in steen gebeiteld maar is sterk afhankelijk van de context. “Het is een dynamisch concept en heeft op ieder moment alleen betrekking op de dan voorliggende vraag. Ben je wel of niet in staat op die vraag een weloverwogen antwoord te geven?” Om na te gaan of iemand wilsbekwaam is in de betreffende context, bieden de vier criteria van Appelbaum houvast. Die houden in dat de patiënt het vermogen moet hebben om de verstrekte informatie te begrijpen, om de informatie rationeel af te wegen, om de aard van de eigen situatie in te schatten en om een keuze tussen verschillende opties te kunnen maken en die te kunnen uiten. Om wilsbekwaam te zijn moet iemand dus eerst beschikken over voldoende kennis over het betreffende onderwerp.
“In de medische context kun je stellen dat iedere patiënt wilsonbekwaam is totdat zij of hij is voorzien van voldoende relevante informatie over het onderwerp”
Voldoende relevante informatie
Van Bruchem: “In de medische context kun je stellen dat iedere patiënt wilsonbekwaam is totdat zij of hij is voorzien van voldoende relevante informatie over het onderwerp. Wat is er aan de hand, wat zijn de behandelopties en wat is het verschil tussen de opties? Voor dat laatste is het belangrijk dat de patiënt begrijpt welke gevolgen een behandelkeuze heeft voor haar of zijn eigen dagelijks leven. Daarvoor is het belangrijk dat de behandelaar zich ook enigszins verdiept in het leven van de patiënt, bijvoorbeeld diens werk, hobby’s en eventuele wensen ten aanzien van de toekomst. En bij de uitleg beschrijft hoe de behandeling daar invloed op heeft.” Om na te gaan of de patiënt de uitleg daadwerkelijk heeft begrepen, volstaat in principe de vraag ‘Kunt u in eigen woorden vertellen wat ik zojuist heb uitgelegd en wat de behandeling voor u gaat betekenen?’, stelt Van Bruchem. “Vraag niet: ‘Heeft u het begrepen?’ want daarop zegt bijna iedereen ‘Ja’.”
“Het zou mooi zijn als ook bij een patiënt die meteen ‘Ja’ zegt wordt doorgevraagd waarom de patiënt de behandeling wil ondergaan”
Expert nodig
“Het laten navertellen door de patiënt is in de praktijk bij de meeste patiënten een uitstekend middel om na te gaan of de patiënt wilsbekwaam is ten aanzien van het betreffende onderwerp. Slechts bij een minderheid van de patiënten, bijvoorbeeld bij beginnende dementie, een verstandelijke beperking of een psychische aandoening, is het nodig er een expert in het beoordelen van wilsbekwaamheid bij te halen.”
Ook doorvragen bij “Ja”
Een valkuil die zij als ‘ethicus van dienst’ in haar werk met enige regelmaat tegenkomt, is dat zorgverleners geneigd zijn te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een patiënt zodra deze in hun ogen niet kiest voor de ‘juiste behandeling’. “Zo kreeg ik een keer een patiënt met eindstadium nierinsufficiëntie doorgestuurd die weigerde te starten met nierdialyse. Was zij wel wilsbekwaam? Uiteraard heb ik met deze patiënt gesproken maar ik krijg nooit patiënten doorgestuurd die meteen instemmen met dialyse. Het zou mooi zijn als een behandelaar ook bij een patiënt die meteen ‘Ja’ zegt tegen een voorgestelde behandeling zou doorvragen waarom de patiënt een bepaalde behandeling wil ondergaan. Met name in het huidige tijdperk van Samen Beslissen is het belangrijk dat zorgverleners zorgvuldig de wilsbekwaamheid van de patiënten controleren. Dat kan onrealistische verwachtingen en spijt in de toekomst bij de patiënten voorkomen.”