Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Immuuntherapie verbetert overleving kleincellig longkanker
Voor patiënten met kleincellig longkanker met beperkte uitzaaiingen, zogeheten ‘limited stage’ kleincellig longkanker leverde lange tijd geen enkele nieuwe vorm van behandeling een betere overleving op. Recent laten de eerste resultaten van de ADRIATIC-studie verbetering zien.
In Nederland kregen afgelopen jaar bijna 15 duizend mensen te horen dat zij longkanker hebben. Bij 12% van hen was er sprake van zogeheten kleincellig longkanker, een type longkanker dat snel uitzaait. Is het kleincellig longkanker (SCLC, small cell lung cancer) op het moment van de diagnose alleen uitgezaaid in de borstholte, dan heet dit ‘limited stage’ SCLC (LS-SCLC). Is de ziekte uitgezaaid tot buiten de borstholte, dan is er sprake van ‘extensive stage’ SCLC (ES-SCLC).
“De standaardbehandeling is al enkele decennia hetzelfde”
Radiotherapeut-oncoloog Suresh Senan
Standaardbehandeling
“De standaardbehandeling voor het overgrote deel van de mensen met LS-SCLC is al enkele decennia hetzelfde: een combinatie van chemotherapie en bestraling”, vertelt radiotherapeut-oncoloog Suresh Senan die werkzaam is in Amsterdam UMC. “Opereren is vanwege de uitzaaiingen in lymfeklieren niet aangeraden.” De behandeling met chemoradiotherapie werkt aanvankelijk goed: bij de meest patiënten neemt de omvang van de tumoren af. Dat effect houdt echter niet lang aan. De mediane overleving bij deze behandeling is 25 tot 30 maanden, de vijfjaarsoverleving bedraagt zo’n 30%.
“De aanvullende behandeling met durvalumab leidt tot een flinke overlevingswinst”
Immuuntherapie
Op zoek naar een manier om het positieve effect van de chemoradiotherapie langer vast te houden, kwamen onderzoekers recentelijk uit bij het middel durvalumab, een vorm van immuuntherapie die al is onderzocht bij patiënten met niet operabel niet-kleincellig longkanker. “Bij patiënten met niet-operabel niet-kleincellig longkanker bleek een behandeling met durvalumab na de chemoradiotherapie de overleving met zo’n anderhalf jaar te verbeteren”, blikt Senan terug op de uitkomsten van deze PACIFIC-studie. In lijn hiermee onderzocht de ADRIATIC-studie bij patiënten uit 19 verschillende landen het effect van een aanvullende behandeling met durvalumab bij patiënten met LS-SCLC die chemoradiotherapie hadden ondergaan. Tijdens het afgelopen ASCO-congres in Chicago presenteerde oncoloog David Spigel, verbonden aan het Amerikaanse Sarah Cannon Research Institute, de eerste uitkomsten van de studie.
Flinke winst
“Net als bij de patiënten met niet-operabel niet-kleincellig longkanker, leidt de aanvullende behandeling met durvalumab bij patiënten met LS-SCLC tot een flinke overlevingswinst”, vertelt Senan, de International Coordinating Investigator van de studie. “De mediane overleving was bij patiënten die een aanvullende behandeling met de durvalumab kregen gemiddeld 23 maanden langer dan bij patiënten die deze aanvullende behandeling niet kregen: 56 maanden tegenover 33 maanden. Ook de tijd tot de eerste tekenen van progressie nam toe: van 9 maanden naar 17 maanden. Bovendien bleven de bijwerkingen beperkt en goed hanteerbaar.”
“Er valt nog veel te verbeteren aan de behandeling van deze ziekte”
Nog veel te verbeteren
Na decennia van stilstand is er dus eindelijk goed nieuws voor mensen met limited stage kleincellig longkanker. Dat wil evenwel niet zeggen dat deze behandeling vanaf nu in Nederland kan worden toegepast, nuanceert Senan. “De firma heeft het dossier inmiddels ingediend bij de EMA en de FDA. Na een eventuele goedkeuring door de EMA moet ook vergoeding van deze behandeling in Nederland nog worden geregeld voordat deze regulier is toe te passen.”
Daarnaast betekent de gunstige uitkomst van de studie nog niet dat patiënten met LS-SCLC nu een stralende toekomst tegemoet gaan. “Ook met deze aanvullende behandeling treedt bij ongeveer de helft van de patiënten al na 2 jaar ziekteprogressie op. Er valt dus nog veel te verbeteren aan de behandeling van deze ziekte. Inmiddels lopen er studies die nagaan of het toedienen van de immuuntherapie gelijktijdig met de chemoradiotherapie nog beter werkt.”