Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Kind met bedplassen? Vraag ook naar slaapapneu!
Bij kinderen die het niet lukt ’s nachts zindelijk te worden kan obstructief slaapapneu een onderliggende oorzaak van het bedplassen zijn. Een tonsillectomie verhelpt dan niet alleen de slaapapneu, maar verbetert (vaak) ook de nachtelijke zindelijkheid.
In haar dagelijkse werk als gedragswetenschapper bij SeysCentra, een behandel- en expertisecentrum voor kinderen met eet- of zindelijkheidsproblemen, zag Maayke van Galen dat het sommige kinderen, ondanks gedragstherapie, niet lukte om volledig zindelijk te worden. “We konden er bij hen niet achter komen wat het onderliggende probleem was.” Totdat het op een gegeven moment opviel dat bij enkele van deze kinderen ook sprake was van slaapproblemen door obstructieve slaapapneu. “Uit de wetenschappelijke literatuur is bekend dat bij volwassenen een relatie bestaat tussen obstructief slaapapneu, kortweg OSA, en nachtelijke incontinentie, ofwel enuresis. Bij kinderen is dit minder goed uitgezocht. Ook vroegen wij ons af of een tonsillectomie, een gebruikelijke ingreep bij OSA, bij deze kinderen zinvol is. En zo ja, moet dat dan de eerste stap in de behandeling zijn? Of moet je eerst kijken hoever je komt met gedragstherapie?”

“Het onderwerp staat niet erg in de wetenschappelijke belangstelling”
Gedragswetenschapper Maayke van Galen
Mager resultaat
Van Galen doet momenteel als promovendus aan de Radboud Universiteit wetenschappelijk onderzoek naar zindelijkheidsproblemen bij kinderen. De onduidelijkheid over de rol van obstructief slaapapneu was hierbij aanleiding om de (schaarse) wetenschappelijke literatuur te beschrijven in een review. “Daarbij was ik ook erg geïnteresseerd in de relatie tussen obstructief slaapapneu en zindelijkheid bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand of een verstandelijke beperking. Want deze kinderen zien wij relatief veel in ons behandelcentrum. En het is bekend dat met name deze kinderen meer moeite hebben om zindelijk te worden.” Zo gezegd, zo gedaan. Uiteindelijk kon Van Galen zeventien relevante publicaties vinden. “Een mager resultaat. Terwijl we zelfs breder hebben gezocht. We hebben alle slaapademhalingsstoornissen en ook urine-incontinentie overdag als zoekcriterium meegenomen. Dit illustreert dat het onderwerp niet erg in de wetenschappelijke belangstelling staat.”
“Zelfs lichte OSA – dat wil zeggen: veel snurken – was gerelateerd aan enuresis”
Mogelijk causaal verband
De resultaten van het literatuuronderzoek van Van Galen ondersteunen een verband tussen OSA en enuresis. “Alle studies vonden zo’n verband, waarbij de ernst van de slaapapneu niet uitmaakte. Zelfs lichte OSA – dat wil zeggen: veel snurken – was gerelateerd aan enuresis.” De vraag is natuurlijk of er sprake is van een causaal verband tussen OSA en enuresis. “Die vraag is op basis van de huidige literatuur die uitsluitend retrospectieve cohortstudies bevatte, niet met zekerheid te beantwoorden.” Anderzijds wijzen de mogelijke fysiologische verklaringen wel op een mogelijk causaal verband. “In principe zijn er drie mechanismen die kunnen leiden tot enuresis: een verhoogde detrusoractiviteit, verhoogde nachtelijke urineproductie en verminderde wekbaarheid. Bekend is inderdaad dat OSA bij kinderen gepaard kan gaan met verlaagde wekbaarheid. Ook vinden sommige studies een verband tussen OSA en een verstoorde aanmaak van hormonen die de urineproductie regelen, zoals ADH en BNP. Ten slotte kan een verhoogde intra-abdominale druk als gevolg van de slaapapneu mogelijk leiden tot een verhoogde druk op de blaas. Echter, dit zijn slechts hypothesen die nader onderzoek vergen.”
“Er zou bij zorgverleners meteen een belletje moeten gaan rinkelen bij ieder kind met enuresis”
Multidisciplinaire samenwerking
Wel duidelijk is dat een tonsillectomie in veel gevallen zowel verlichting brengt van de slaapapneu als van de enuresis. “Dat betekent echter niet dat dit ook meteen de eerste stap in de behandeling moet zijn”, vindt Van Galen. “De literatuur laat namelijk ook zien dat een tonsillectomie bij kinderen met ADHD amper effect heeft op de enuresis. Terwijl we met gedragstherapie bij deze kinderen wel een heel eind kunnen komen. Ik denk daarom dat er maatwerk nodig is, naast meer wetenschappelijk inzicht.” Wat vooral ook nodig is, is zowel een bredere bewustwording van de relatie tussen slaapapneu en enuresis bij kinderen als een goede multidisciplinaire samenwerking bij de behandeling ervan, stelt Van Galen. “Momenteel is, denk ik, niet bij alle zorgverleners die te maken krijgen met kinderen met enuresis duidelijk dat er een verband is tussen OSA en enuresis. Eigenlijk zou er bij zorgverleners meteen een belletje moeten gaan rinkelen en moeten zij bij ieder kind met enuresis navraag doen naar slaapapneu. Vervolgens is het belangrijk dat de problematiek van diverse kanten wordt bekeken. Dus overleg tussen kinderarts, gedragstherapeut, kinderuroloog en KNO-arts over wat per individu waarschijnlijk de beste aanpak is.”
Kwaliteit van leven verhogen
En wat het wetenschappelijk onderzoek betreft: er zijn nog tal van hiaten op te vullen, laat de review zien. Van Galen: “Het ontbreekt nog grotendeels aan gegevens over de relatie tussen slaapademhalingsproblemen en incontinentie bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis – zoals gezegd een populatie met een verhoogd risico op zindelijkheidproblemen – en de optimale behandeling hiervoor. Zelf doe ik onder andere onderzoek bij deze kinderen naar de effectiviteit van nieuwe technieken, zoals gedragstherapie met behulp van een videomodel. Want uiteindelijk wil je zoveel mogelijk kinderen zindelijk krijgen om zo hun kwaliteit van leven te verhogen.”
Referentie: Van Galen, M., Huskens, B., Tak, B., et al. Sleep-Related Breathing Disorders and Lower Urinary Tract Dysfunction in Children and Adolescents: A Scoping Review. Neurourology and Urodynamics, 2025, 44: 464-479.