Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Kinderarts i.o Ingelse: ‘Overvulling bij IC-kinderen begint niet primair in longen’
Overvulling bij zieke volwassenen leidt tot een langere beademingsduur en een trager herstel; dat is al jaren bekend. Maar hoe zit het met overvulling bij ernstig zieke kinderen? Kinderarts i.o Saranke Ingelse onderzocht het voor haar promotie aan de Universiteit van Amsterdam.
Voor haar onderzoek naar pathofysiologie, het diagnosticeren en voorkomen van overvulling bij ernstig zieke kinderen op de IC, voerde Ingelse diverse klinische en dierexperimentele studies uit. “Een onverwachte uitkomst was voor mij de bevinding dat vochtophoping door overvulling niet alleen plaatsvindt bij de multipele, ernstig aangedane kinderen zoals met sepsis of Acute Respiratory Distress Syndrome. Ook kinderen die door het RS-virus aan de beademing liggen, kunnen overvuld raken. Net als bij volwassenen liggen zij door overvulling vervolgens langer aan de beademing en kost hun herstel meer tijd”, zegt zij.
Niet in de longen
Een andere verrassende conclusie op het gebied van pathofysiologie is dat volwassenen vatbaarder lijken te zijn voor overvulling dan kinderen, al is niet geheel duidelijk hoe dat komt. “Daarnaast bleek uit de dierstudies dat, in tegenstelling tot wat we altijd dachten, vochtophoping door overvulling in de acute fase helemaal niet per se primair in de longen ontstaat. We hebben niet goed kunnen meten waar dan wel, maar speculatief: we zagen vooral vochtophoping in de buikholte bij de dieren die meer vocht toegediend kregen.”
“Mijn onderzoek onderstreept nog eens extra dat we per individu moeten kijken hoe we overvulling en effecten daarvan kunnen voorkomen”
Onderhoudsvocht
Spaarzamer omgaan met het toedienen van vocht verlaagt bij volwassenen de kans op overvulling, en uit het onderzoek van Ingelse blijkt dat dit ook bij kinderen het geval is. “Mijn onderzoek onderstreept nog eens extra dat we per individu moeten kijken hoe we overvulling en effecten daarvan kunnen voorkomen. Een adequaat onderhoudsvochtbeleid is een lastige balans om te vinden. Met hemodynamische parameters kun je, zoals al gebeurt op IC’s, redelijk in de gaten houden hoeveel vocht iemand echt nodig heeft”, zegt ze. Het indikken van vloeistoffen waarin je medicatie oplost en alert zijn op onnodige vochtlijnen kunnen ook bijdragen aan een kleinere kans op overvulling. “Vochtbalansen zijn natuurlijk ook gebruikelijk, maar besef dat die foutgevoelig zijn. Bovendien: heeft een patiënt een positieve vochtbalans, dan weet je nog steeds niet waar in het lichaam dat vocht zich dan ophoopt.”
“Doordat we kinderen met longproblemen onderzochten, konden we niet goed inschatten welke subtiele afwijkingen door de aandoening of door beginnende overvulling worden veroorzaakt”
Longecho
In één van de studies van Ingelse is geprobeerd om met een longecho in een vroeg stadium zicht te krijgen op mogelijke overvulling bij kinderen op de IC. “Maar dit bleek erg lastig te beoordelen. Dat kan een gevolg zijn van het feit dat we kinderen met longproblemen onderzochten, en dat je dus niet goed kunt inschatten welke subtiele afwijkingen door die aandoening of door beginnende overvulling worden veroorzaakt.” Vervolgstudies zijn nodig om antwoord te krijgen op vragen als: hoe lang duurt het precies tot vochtophoping in de longen ontstaat als dat dus niet in die eerste acute fase is, en hoe bepaal je precies het vochtbeleid bij deze jonge, kwetsbare doelgroep? De aios hoopt hiervoor een grote trial te kunnen opzetten in een samenwerkingsverband met meerdere kinder-IC’s.