Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
KNMP-apotheker drs. Horikx over euthanasie: ‘Arts moet zich senang voelen bij intraveneuze toediening of opdrinken van euthanaticum’
Bij artsen die een verzoek om euthanasie krijgen, is het in een groot aantal gevallen gerechtvaardigd om voorkeur te hebben voor hulp bij zelfdoding (patiënt drinkt zelf het euthanaticum) boven euthanasie (arts dient het euthanaticum intraveneus toe). Zo concluderen de auteurs van een artikel op de site van de NTvG waarin zij de gegevens analyseren van 226 patiënten bij wie hulp bij zelfdoding was verleend. De NOS suggereert in berichtgeving dat deze uitkomsten het nodig maken dat de euthanasierichtlijn uit 2012 wordt aangepast, maar is dat terecht? Drs. Annemieke Horikx, apotheker (KNMP), zet de feiten op een rij.
Wat verdient de voorkeur bij een patiënt die om euthanasie heeft verzocht: dat deze het euthanaticum zelf opdrinkt (hulp bij zelfdoding) of intraveneus krijgt toegediend (euthanasie)? Dat is het uitgangspunt voor een analyse van 226 patiënten bij wie hulp bij zelfdoding was verleend, die staat beschreven in een artikel dat is gepubliceerd op de website van het NTvG. De twee auteurs, prof. dr. Pieter Jan M. Stallen (voormalig hoogleraar toegepaste psychologie) en drs. Michiel Marlet (voormalig SCEN-arts), concluderen dat in een groot aantal gevallen voorkeur voor hulp bij zelfdoding gerechtvaardigd is. Bij 86 procent van deze patiënten trad de dood binnen dertig minuten in. Daarmee is het stervensproces na het zelf drinken van het euthanaticum dus in hoge mate voorspelbaar, stellen zij. Dat betekent dat andere aspecten kunnen gaan meewegen bij de keuze tussen euthanasie of hulp bij zelfdoding, zoals de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt en de impact van de methode op nabestaanden. Op grond van deze analyse en overwegingen gaat de voorkeur van de auteurs uit naar hulp bij zelfdoding, uiteraard behoudens medische contra-indicaties. Zij spreken de verwachting uit dat met deze wetenschap meer artsen juist deze hulp zullen kunnen verlenen.
Verkeerde suggestie
In berichtgeving van de NOS wordt de suggestie gewekt dat de uitkomsten van het NTvG-artikel aanpassing van de Richtlijn euthanasie uit 2012 noodzakelijk maken. Drs. Annemieke Horikx van de KNMP is echter van mening dat de NOS hiermee een andere draai geeft aan de NTvG-publicatie dan wat de auteurs van de analyse hebben bedoeld. Horikx: “Er wordt nu enigszins gesuggereerd dat de euthanasierichtlijn van 2012 achterhaald is, maar dat is absoluut niet het geval!”
Waarborgen ingebouwd
In 2012 is de Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding door de KNMG en KNMP gezamenlijk herzien. Hierbij is besloten om de dosering van het orale euthanaticum te verhogen van 9 naar 15 gram pentobarbital. Ook heeft de herziening adviezen opgenomen waar op te letten bij de afweging welke patiënten wél en welke níet in aanmerking komen voor het zelf opdrinken van een euthanaticum. Patiënten met een verstoorde werking van het maag-darmkanaal, die misselijk zijn of snel braken en/of die niet snel genoeg kunnen drinken, zouden het euthanaticum niet zelf moeten opdrinken. “Verder is het belangrijk om ook altijd vooraf een anti-emetica te geven”, zegt Horikx. “En maak met de patiënt de afspraak dat als hij of zij na één tot twee uur niet is overleden, er alsnog intraveneus wordt gegeven. Er zijn dus allemaal waarborgen ingebouwd.”
Voorkeur voor intraveneuze euthanasie
In zo’n vier tot vijf procent van de gevallen waarbij patiënten om euthanasie vragen, laat de arts de patiënt het euthanaticum opdrinken. “In Nederland zijn we vanuit de historie meer intraveneus georiënteerd”, zegt Horikx. “Dat zegt echter niets over de kwaliteit van de keuze voor een orale drank of injectie. De orale drank heeft afgelopen twintig jaar ingeboet vanwege vervelende ervaringen die artsen ermee hadden. Denk aan braken, acht tot tien uur wachten tot iemand overleden is, of in paniek iets anders moest doen. In 2012 zeiden we, als we iemand hulp bij zelfdoding willen geven, willen we dat het veilig gebeurt. Bovendien moet iemand een prettige dood hebben en bijvoorbeeld niet brakend overlijden. We hebben daarom de dosering verhoogd en beschreven wanneer een euthanaticum drinken niet wenselijk is. We hebben ook de maximale twee-uurs-termijn ingebouwd. Het aantal keren dat het faliekant is mislukt, is nu nul.”
Maar de arts moet wel achter de gekozen methode staan en aanwezig blijven. Horikx: “De patiënt mag een voorkeur hebben, maar je hebt bij euthanasie een arts nodig die het volgens de regels uitvoert. De arts moet zich er senang bij voelen. Sommige artsen geven de voorkeur aan het drankje, omdat je dan de regie aan de patiënt kunt geven. Overigens is euthanasie geen recht van mensen en de arts is niet verplicht om mee te werken.”
Elastomeerpomp
Afgezien van het opdrinken van of het intraveneus toedienen van een euthanaticum bestaat ook nog een derde alternatief; de elastomeerpomp. “Deze hebben we in 2012 ingevoerd”, vertelt Horikx. “Sommige mensen, bij wie het drinken niet gewenst is, willen bij het overlijden de regie in eigen handen houden. Dat kan met de elastomeerpomp waarbij de patiënt zelf via een kraantje de middelen toedient. Er zijn artsen lyrisch over de pomp”, zegt ze. “De patiënt kan het zelf doen, en de arts kan een stap achteruit doen. Je moet wel weten hoe de pomp werkt, dat vraagt om scholing, en de vergoeding door zorgverzekeraars is soms nog altijd een probleem.” Hoewel de patiënt zelf de middelen kan toedienen bij de methode met de elastomeerpomp, valt deze evengoed onder euthanasie en niet onder hulp bij zelfdoding. “Het is een invasieve methode waarbij de arts, evenals na intraveneuze toediening, altijd een spierverslapper moet toedienen.”
Voeling met de praktijk
In 2019 start de herziening van de huidige richtlijn. “In de basis zal er waarschijnlijk weinig veranderen, maar met name liggen in nuanceringen en extra uitleg.” In de huidige richtlijn is er zowel voor de arts als apotheker een vragenformulier opgenomen. “Voor de herziening van de richtlijn zijn we afhankelijk van de informatie die we terugkrijgen, in totaal krijgen we jaarlijks van zo’n duizend artsen en duizend apothekers de formulieren terug”, zegt de apotheker. “Zo kunnen we de euthanasiepraktijk monitoren en bekijken wat verdere verduidelijking behoeft in een volgende richtlijn.”
Conclusie
Al met al is er op dit moment geen noodzaak om de euthanasierichtlijn onmiddellijk aan te passen, aangezien de huidige richtlijn nog voldoet. “Euthanasie wordt snel als nieuws opgepikt en soms niet altijd juist geïnterpreteerd”, zegt Horikx. “Wat de richtlijncommissie doet, is het maken van een richtlijn op basis van wetenschappelijke informatie en op basis van de informatie die wij terugkrijgen van de artsen en apothekers.”