DOQ

Magnesium ter preventie van hart- en vaatziekten bij patiënt met chronische nierziekte

Magnesiumsuppletie lijkt een nieuwe behandeling om hart- en vaatziekten bij patiënten met chronische nierziekte te voorkomen. In cohortstudies is gezien dat hart- en vaatziekten minder vaak voorkomen bij mensen met een hoog magnesiumgehalte in het bloed. Fundamenteel onderzoek bij vaatwandcellen en onderzoek in diermodellen bevestigden het vermoeden. Snel daarna is een klinische trial met magnesiumsupplementen gestart. Jeroen de Baaij, fysioloog in het Radboudumc Nijmegen, ziet een enorme potentie in deze behandeling.

Patiënten met chronische nierziekte (CKD) hebben een grotere kans op hart- en vaatziekten. In een vroeg stadium van de ziekte is dit risico drie keer verhoogd ten opzichte van mensen zonder nierschade. Bij eindstadium nierfalen is het risico wel tien keer hoger. Fosfaat is volgens De Baaij altijd als een belangrijke risicofactor gezien voor de hart- en vaatproblematiek. Hij legt uit: “Als fosfaat zich ophoopt, vormen zich kristallen die bestaan uit calcium, fosfaat en eiwit. Deze kristallen bevatten uitsteeksels die vastplakken aan de vaatwand. Het is een gevaarlijk proces dat zichzelf heel erg versterkt. Bij meer fosfaat ontstaan meer kristallen. Deze kunnen op het moment dat ze aan de vaatwand hechten gladde spiercellen beschadigen, waarna de bloedvatwand kan scheuren. Daarbij wordt de vaatwand stijf en kan deze niet reageren op verschillen in de bloeddruk.”

“Fosfaatbinding en verlaging van de fosfaatconcentratie in het bloed is wel aangetoond, maar of dit ook effect heeft op het verminderen van hartvaatziekten is minder duidelijk”

Fysioloog Jeroen de Baaij

Fosfaatbinders

Fosfaat is tot nu toe het belangrijkste aangrijpingspunt voor behandeling om cardiovasculaire aandoeningen bij patiënten met CKD te voorkomen. Fosfaatbinders zorgen ervoor dat het fosfaat niet vanuit de darm in het bloed kan worden opgenomen om kristalvorming te voorkomen. Maar over het uiteindelijke effect bestaat onzekerheid. “De fosfaatbinding en de verlaging van de fosfaatconcentratie in het bloed is wel aangetoond, maar of dit ook effect heeft op het verminderen van hartvaatziekten is minder duidelijk. Een recente meta-analyse toonde niet een duidelijke afname van het cardiovasculair risico aan.” Fosfaatbinders doen zelf ook niets tegen de calcificaties, oppert De Baaij. In plaats van fosfaatbinding zoekt hij daarom naar een andere manier om de hart- en vaatproblemen te voorkomen.

Magnesiumconcentratie

In de afgelopen tien jaar zijn meerdere cohortstudies gepubliceerd die erop wezen dat een hogere magnesiumconcentratie in het bloed bij patiënten met CKD en dialysepatiënten gepaard ging met minder hartvaatproblemen. De Baaij: “Het was verrassend dat juist een hele hoge magnesiumwaarde, tussen 1,0 en 1,2 mmol/l, die klinisch gezien eigenlijk te hoog is, voor de minste hartvaatziekten zorgen.” De Baaij en zijn collega’s zijn op basis van deze studies het verband tussen magnesium en het ontstaan van calcificaties uit gaan zoeken. Eerst onderzochten zij de invloed van magnesium op cellen die uit de vaatwand zijn gekweekt. “Met meer magnesium in de kweekvloeistof bleek de calcificatie sterk af te nemen.” Vervolgens zijn muizen met nierfalen vanaf de geboorte met magnesium behandeld. “Het resultaat was veel beter dan verwacht. We dachten dat we minder calcificaties in de bloedvaten zouden zien, maar we zagen helemaal geen calcificaties. Deze behandeling heeft dus een enorme potentie als we al in een vroege fase van CKD kunnen starten met behandelen.”

Veiligheidsonderzoek

Magnesiumsuppletie behoeft nauwelijks veiligheidsonderzoek, daarom gaan de ontwikkelingen snel. “Wij vinden iets met fundamenteel onderzoek en een jaar later zijn er al klinische trials.” In samenwerking met het Amsterdam UMC, locatie VUmc, is een onderzoek gestart waarbij het magnesiumgehalte in het dialysaat is verhoogd, waardoor de concentratie magnesium in het bloed van de dialysepatiënt ook toeneemt. Daarnaast is er een internationale trial onder patiënten met stadium III en IV CKD gaande.  Deze patiënten hebben al calcificaties in de bloedvaten. Zij krijgen magnesiumsupplementen om de magnesiumconcentratie in het bloed te verhogen in de hoop dat de calcificatie zal afnemen.

“We kunnen zien in hoeverre magnesium kristalvorming voorkomt, en uitzoeken of andere voedingsstoffen, zoals ijzer of zink, kristalvorming kunnen voorkomen”

De Baaij verwacht over twee jaar de eerste resultaten van deze twee studies. “Als straks twee of drie trials onafhankelijk van elkaar goede resultaten geven, hebben we een heel krachtig bewijs en kan de behandeling snel ingevoerd worden.”
Maar De Baaij wil als fundamenteel en translationeel wetenschapper ook beter begrijpen wat er met magnesiumsuppletie precies in de cel gebeurt. Er zijn testen in ontwikkeling die direct kristallen in bloed kunnen meten. “Nu meten we de fosfaatconcentratie in het bloed en denken wij dat er bij een te hoog fosfaatgehalte wel kristallen zullen ontstaan. Als we kristalvorming rechtstreeks kunnen meten, weten we precies welke patiënten calcificatie ontwikkelen. We kunnen ook zien in hoeverre magnesium kristalvorming voorkomt, en uitzoeken of andere voedingsstoffen, zoals ijzer of zink, kristalvorming kunnen voorkomen.”

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?