Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘Mogelijk is de jonge generatie verstandiger dan wij’
De oratie van Willem de Vries, in januari uitgesproken, heeft uiteindelijk een tweede laag gekregen. Het hoofd van het Emma Kinderziekenhuis – Amsterdam UMC: “De titel is hetzelfde gebleven: Kindergeneeskunde van de toekomst: zorgen voor morgen. Maar terwijl ik bij ‘zorgen’ aanvankelijk alleen meende in te gaan op kansen en innovaties, heeft de actualiteit er zorgen om maatschappelijke ontwikkelingen aan toegevoegd.”
Laat er geen misverstand over bestaan: Willem de Vries is iemand bij wie naar eigen zeggen het glas altijd ‘voor driekwart vol is’. Maar wie zijn oratie beluistert, kan tot een andere slotsom komen, erkent de hoogleraar kindergeneeskunde. Hij maakt zich zorgen over de impact van inflatie, energie-, klimaat- en vluchtelingencrises en politieke besluiteloosheid op de volksgezondheid en daarmee op de zorg. Maar hij bekommert zich ook om ontwikkelingen in de sector zelf: “Steeds vaker hoor je dat het moeilijk wordt de zorg beschikbaar en betaalbaar te houden voor iedereen. Terwijl de zorgvraag stijgt, slagen we er nu al niet in voldoende zorgverleners te werven en te behouden. Een kwart van de jonge artsen heeft burn-outklachten.”

“We moeten gewoonten en verworvenheden loslaten met de overtuiging dat dit leidt tot optimale benutting van de capaciteit”
Hoofd van het Emma Kinderziekenhuis – Amsterdam UMC Willem de Vries
Oplossingen
De Vries draagt oplossingen aan in zijn oratie, waarbij hij ervoor pleit dat de zorg nadrukkelijk ook te rade gaat bij deskundigen búíten de sector. “Denk aan partijen die zorgprocessen helpen verbeteren. Want op eigen houtje krijgt de zorg bijvoorbeeld de capaciteitsproblemen niet opgelost.” De kinderarts vertelt waartoe dit heeft geleid in het Emma Kinderziekenhuis – Amsterdam UMC. “We gaan de zaken omdraaien bij de integrale planning van de kinderoperaties. Als je zoals vanouds plant vanuit de operateur, loop je het risico dat er uiteindelijk voor een patiënt geen bed beschikbaar is en de operatie niet kan doorgaan. Straks gaan we operaties en operatietijden plannen vanuit een gegarandeerd aantal beschikbare bedden. We laten gewoonten en verworvenheden los in de overtuiging dat dit leidt tot optimale benutting van de capaciteit én tot meer patiënt- en medewerkerstevredenheid. Dit laatste omdat operaties gegarandeerd doorgaan en wachttijden afnemen.”
“Ik zie de traditionele eerste, tweede en derde lijn plaatsmaken voor integrale, muurloze zorg”
Alle artsen in loondienst
Met het oog op betaalbaarheid van het zorgstelsel zegt De Vries dat initiatieven als zinnige zorg en passende zorg nog breder moeten worden omarmd. “We moeten minder meer doen en meer minder. Het zorgsysteem dient te worden ontdaan van negatieve productieprikkels. Het kan niet meer zo zijn dat iets doen meer loont dan niet iets doen. Uiteindelijk zouden alle artsen in loondienst moeten treden. De gedachte dat er dan minder hard zou worden gewerkt, is volstrekt onjuist; dat zie ik voortdurend om me heen, ook in Amsterdam UMC. En over het loslaten van gewoonten en verworvenheden gesproken: ziekenhuizen die álle zorg leveren, bestaan straks niet meer. Sommige zorgvormen worden straks mede vanuit kwaliteits- en kostenoverwegingen elders geboden. Daarom moeten we inzetten op ketensamenwerking, zowel nationaal als regionaal, en niet alleen tussen ziekenhuizen, maar ook met andere zorgpartners. Ik zie de traditionele eerste, tweede en derde lijn plaatsmaken voor integrale, muurloze zorg.”
“We moeten accepteren dat jongere generaties het anders zien dan wij en daarover in gesprek gaan”
Verstandiger
Prestatiedruk trekt een wissel op de volksgezondheid en dus ook op het welzijn van zorgverleners, betoogt De Vries. “Een op de tien verpleegkundigen heeft een burn-out, een op de vier jonge artsen heeft burn-outklachten. In de kindergeneeskunde, een van de populairste specialismen, is het steeds moeilijker arts-assistenten niet in opleiding te vinden. Maar kijk eens wat voor rolmodellen zij hebben: medisch specialisten en assistenten met een werkweek van respectievelijk 48 en 46 uur. Het is een logische oplossing het werk over meer mensen te verdelen, met het daarbij passende salaris. Als oudere generatie moeten we ons niet blijven afvragen: waarom kunnen zij het niet zoals wij het deden en doen? We moeten accepteren dat jongere generaties het anders zien dan wij en daarover in gesprek gaan. Mogelijk zijn zij verstandiger dan wij. Ik ben daarom blij dat met name ook de jonge artsen in toenemende mate gaan meedenken over de invulling van hun baan van de toekomst: hoe kunnen we het zorgproces effectiever, efficiënter, beter en daarmee ook leuker maken?”