Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
MRI analyseert effect van cardiale resynchronisatietherapie
Het hart in beeld brengen van een patiënt met een CRT-D blijkt veilig mogelijk met cardiale MRI. Voor de toekomst biedt deze beeldvormende techniek hoop op een niet-invasieve en individueel toepasbare manier voor het inregelen van de cardiale resynchronisatietherapie (CRT).
Cardiale MRI (CMR) is bij uitstek geschikt voor het reproduceerbaar en accuraat in beeld brengen van het kloppende hart. Met CMR lukt het de ejectiefractie van het linker ventrikel, de rek op de hartspier en de littekenvorming in deze spier te analyseren. De techniek zou dus heel goed het effect van een CRT-D kunnen aantonen. Alleen gingen MRI en devices die metaal en electronica bevatten tot voor kort niet samen.
Sinds kort, echter, zijn er MRI-veilige CRT-D’s op de markt wat de mogelijkheid biedt om met MRI het effect van deze devices te testen. Luuk Hopman, PhD student cardiologie in het Amsterdam UMC, en zijn collega’s bekeken de haalbaarheid van CMR-beeldvorming tijdens biventriculaire stimulatie met een CRT-D.

“Ons doel was om aan te tonen dat MRI-scans veilig en bruikbaar zijn bij het monitoren van patiënten met een CRT-D”
PhD student cardiologie Luuk Hopman
Beeldkwaliteit
Hopman vertelt over het klinische nut en voordeel van de scans bij patiënten met een CRT-D: “Ons onderzoek had twee hoofddoelen. Ten eerste wilden we de beeldkwaliteit van MRI onderzoeken bij patiënten die een CRT-D-implantatie hadden ondergaan. Dit was belangrijk omdat zowel het apparaat zelf als de pacing-leads storingen kunnen veroorzaken op MRI-beelden. We wilden vaststellen of het veilig en haalbaar is om MRI-scans uit te voeren bij deze patiënten, zelfs terwijl de patiënten biventriculair gepaced werden.”
“Ten tweede wilden we tijdens de MRI-scan verschillen in cardiale volumes en functie onderzoeken tussen de momenten waarop de CRT aan- en uitgeschakeld was. Hiermee wilden we aantonen dat patiënten met CRT een andere cardiale functie hebben dan zonder CRT. Door een MRI-scan uit te voeren bij patiënten met een CRT-D, kunnen we nauwkeuriger de linkerventrikelfunctie beoordelen en tevens de contractiepatronen en synchronisatie van de cardiale contractie evalueren. Het uiteindelijke doel van ons onderzoek was dus om aan te tonen dat MRI-scans veilig en bruikbaar zijn bij het monitoren van patiënten met een CRT-D, zodat we een beter begrip kunnen krijgen van de cardiale respons op de therapie.”
Resultaten
Bij 10 patiënten maakten de onderzoekers een baseline CMR-scan, voor de implantatie van het device. Zes weken na implantatie maakten ze opnieuw een CMR-scan met de CRT-D aan- en uitgeschakeld. Ze vergeleken hun CMR-metingen met invasieve volumemeting verkregen middels een hartkatheterisatie.
Als het device uit staat, dan zien de onderzoekers een gemiddelde reductie van het linker ventrikel eindsystolische volume van 23% ten opzichte van de baseline metingen. Als het device aanstaat dan blijkt de linker ventrikel ejectiefractie significant toegenomen ten opzichte van wanneer het device uit staat (27% naar 32%). Metingen van de rek op de hartspier laten zien dat het patroon van het linkerbundeltakblok afneemt. Ook blijkt dat de invasieve volumemetingen goed overeenkomen met de CMR-metingen.
“Mogelijk lukt het in de toekomst de individuele CRT-instellingen van patiënten te optimaliseren met behulp van MRI-beeldvorming”
Toekomst
De studie laat zien dat de CMR-beoordeling na de implantatie van een CRT-D betrouwbare informatie oplevert over de functie en de remodellering van het linker ventrikel. Bovendien laat de techniek een verbeterde hartfunctie zien als de CRT ingeschakeld is. De invasief gemeten linkerventrikelhemodynamica correleert met de CMR-beoordeelde parameters. CMR heeft daarmee de potentie om in de toekomst bij te dragen aan de optimalisatie van CRT-therapie.
Hoe nu verder? Hopman licht toe: “We lieten met dit onderzoek zien dat we betrouwbare beelden kunnen maken bij patiënten met een CRT-D, en dat we verschillen in pompfunctie nauwkeurig konden aantonen wanneer de CRT aan- en uitgeschakeld was tijdens de MRI-scan. De vervolgstappen zijn nu dat we gaan onderzoeken of meer subtiele veranderingen in CRT-instellingen ook nauwkeurig te meten zijn met cardiale MRI. Mogelijk lukt het in de toekomst de individuele CRT-instellingen van patiënten te optimaliseren met behulp van MRI-beeldvorming.”
Referentie: Hopman LHGA, Zweerink A, van der Lingen ACJ, et al. Feasibility of CMR Imaging during Biventricular Pacing: Comparison with Invasive Measurement as a Pathway towards a Novel Optimization Strategy. J. Clin.Med. 2023;12,3998.