Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Neuroloog i.o. Hagens: ‘Hoge veldsterkte MRI-scans niet beter bij stellen diagnose MS’
Bij het stellen van de diagnose MS en het volgen van patiënten zijn MRI-scans onmisbaar. Helaas zijn niet alle ontstekingsprocessen in de hersenen zichtbaar met een standaard MRI-scan. Marloes Hagens, neuroloog i.o. bij het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen, vond dat MRI-scans op hoge veldsterkte net zo goed zijn als standaard MRI-scans voor het stellen van de diagnose MS, en dat PET-scans een belangrijke toevoeging kunnen zijn. Zij promoveerde in december op dit onderwerp aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Magnetic resonance imaging (MRI) wordt gezien als de gouden standaard bij het diagnosticeren van MS. Toch blijft er met deze methode veel onbekend van het ziekteproces, zegt neuroloog i.o. Marloes Hagens. “Met een MRI-scan kunnen we alleen de beschadigingen afbeelden die al zijn ontstaan, niet de processen die ertoe leiden. We weten ook dat het klinische en het radiologische beeld vaak niet overeenkomt, en het beloop is voor de individuele patiënt lastig te voorspellen.” Toch is dat informatie waarnaar arts en patiënt op zoek zijn. Dat geldt nog meer bij progressieve MS, omdat daar vaak geen nieuwe afwijkingen ontstaan die zichtbaar zijn op een MRI-scan. Hagens onderzocht daarom MRI-scans met hoge veldsterkte bij het diagnosticeren van MS, en de eventuele toevoeging van PET-scans om zo de ontstekingsprocessen bij MS af te beelden.
Hoger is niet beter
Uit eerder onderzoek bleek dat MRI-scans op hoge veldsterkte meer MS-laesies in de hersenen laten zien dan scans met standaard veldsterkte. Maar of dat een klinische meerwaarde heeft, was tot dusver nog niet bekend. Bovendien was onduidelijk of dit ook geldt voor MS-laesies in het ruggenmerg. Hagens: “Veel ziekenhuizen hebben tegenwoordig een MRI-scanner met een veldsterkte van 3 Tesla, terwijl de meeste studies zijn gedaan met 1,5 Tesla MRI-scanners.” Hagens en haar collega’s testten meer dan 60 patiënten met clinically isolated syndrome (CIS) op beide veldsterktes. Daaruit bleek dat er geen klinisch voordeel is voor een van de twee veldsterktes. “We weten nu beter wat we met de resultaten van een MRI-scan aan moeten”, zegt Hagens. “Hoewel de resolutie van een 3 Tesla-scanner groter is, en we daar meer laesies zien in hetzelfde gebied van de hersenen, maakt dat niet uit voor het stellen van de diagnose. Bij vervolgscans van een patiënt is het wel belangrijk stil te staan bij het techniekverschil tussen de twee veldsterktes.’
“We zien nu dat MS-medicijn rituximab niet in de hersenen aankomt. Het heeft dus waarschijnlijk effect op B- en T-cellen die in de bloedbaan circuleren”
PET-scans bij MS
Een tweede deel van Hagens’ proefschrift richtte zich op het nut van positron emissie tomografie (PET) om het ziekteproces bij MS in kaart te brengen. Bij deze manier van beeldvorming wordt bij de patiënt een tracer ingespoten: een eiwit dat radioactief is gelabeld. Dat label wordt zichtbaar tijdens de PET-scan, zodat kan worden onderzocht waar in de hersenen het eiwit bindt. Hagens onderzocht het nut van twee tracers die binden aan de microglia. De receptoren waar deze tracers aan binden, spelen beide een belangrijke rol in een andere fase van het ontstekingsproces. “Je moet dus wel in gedachten houden waarnaar je aan het kijken bent.”
“Het loont om samen te werken bij ingewikkelde studies die duur zijn en belastend zijn voor de patiënt”
Waar gaat het medicijn naartoe?
Hagens en haar collega’s vonden met behulp van PET bovendien een manier om in kaart te brengen waar het MS-medicijn rituximab heen gaat in het lichaam van een MS-patiënt. “Tot nu toe wisten we dat het werkt, maar niet hoe en waar. Blijft het in de bloedbaan of gaat het over de bloed-hersenbarrière? We zien nu dat het middel niet in de hersenen aankomt. Het heeft dus waarschijnlijk een effect op de B- en T-cellen die in de bloedbaan circuleren.”
Samenwerken
Hagens is er dankzij haar onderzoek van overtuigd dat de sleutel tot betere beeldvorming bij MS ligt bij samenwerking – in Europa, maar ook internationaal. “De wereld is niet meer zo groot met alle manieren waarop we data kunnen uitwisselen. Het loont om samen te werken bij ingewikkelde studies die duur zijn en belastend zijn voor de patiënt. Als tien centra elk tien patiënten includeren, kun je onderzoek doen met veel meer patiënten.” Die werkwijze levert bovendien uiteindelijk meer eenvormige data op. “We moeten niet op ons eigen eilandje blijven zitten, terwijl we verder kunnen komen met elkaar.”