NOAC’s bij non-valvulair atriumfibrilleren: voorkom doseringsfouten
Redactioneel
24 april 2020
In de praktijk krijgt 12% van de NOAC-gebruikers onterecht een te lage dosering en van de patiënten met een nierfunctiestoornis, krijgt 4% van de patiënten geen aangepaste dosering. Doseringsfouten kunnen leiden tot meer bloedingen (te hoge dosering), maar ook tot onderbehandeling en daardoor een hoger risico op beroertes (onderdosering), en daardoor tot meer ziekenhuisopnames.3 Om doseringsfouten te voorkomen is een universeel overzicht gewenst voor voorschrijvers. Met dit artikel hopen apotheker Marilou Tromp en huisarts Mirthe Bakker hier handvatten voor te geven, waarbij de focus is gelegd op de indicatie met de meeste voorschriften: voorkomen van beroertes bij niet-klepgerelateerd atriumfibrilleren (non-valvulair atriumfibrilleren).
Voor het voorkomen van beroertes bij non-valvulair atriumfibrilleren worden NOAC’s sinds 2017 volgens de NHG-Standaard Atriumfibrilleren als gelijkwaardig alternatief voor cumarinederivaten (vitamine K-antagonisten, VKA’s) gezien.1 De Europese cardiologenrichtlijn, die leidend is voor Nederlandse cardiologen, geeft de voorkeur aan NOAC’s.2
Effectiviteit NOAC’s
De NOAC’s zijn voor verschillende indicaties onderzocht in grote non-inferioriteitsstudies. Alle vier de NOAC’s hebben in grote gerandomiseerde onderzoeken (RCT’s) aangetoond dat ze in vergelijking met een cumarinederivaat (vitamine K-antagonisten, VKA) ten minste even effectief zijn in het voorkomen van ischemische beroertes bij patiënten met niet-klepgerelateerd atriumfibrilleren.4 In Figuur 1 is de effectiviteit van de vier afzonderlijke NOAC’s versus warfar
Aanmelden
Meld u gratis aan om toegang te krijgen tot DOQ,
waar zorgprofessionals kennis en visie delen.
🧦 Onder de aanmeldingen tot 6 mei 2024 verloten wij 20 paar Medsocks.
Ik heb al een DOQ account
Lees meer over: