Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Ongewenst gedrag de zorg uit, met app van Amsterdam UMC
Amsterdam UMC heeft de campagne ‘#zouikwatzeggen?’ om grensoverschrijdend gedrag uit te bannen, uitgebreid met een app. Daarmee wordt het voor studenten nog makkelijker om ongewenst gedrag anoniem te bespreken. Christa Boer, vice-decaan onderwijs bij de locatie VUmc en mede-initiatiefnemer van de campagne, ziet langzaam een meer open cultuur ontstaan. Het helpt dat zij haar naam aan de campagne heeft verbonden. “Er moet iemand zijn die zegt: ik vind dat dit écht niet kan.”
Hoe vaak grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt blijft lastig in te schatten volgens Christa Boer. “Wij zien maar een heel klein stukje van het probleem. Ik vroeg het tijdens een congres met zorgverleners. Daar stak 10 procent de vinger op. In de pauze sprak iemand mij aan: ‘Onzin, het is wel 80 procent’, zei deze collega.”
Om studenten en coassistenten die met grensoverschrijdend te maken krijgen de mogelijkheid te bieden dit anoniem te bespreken en hen te kunnen begeleiden, startte Boer samen met senior communicatieadviseur Onderwijs Marre Roozen drie jaar geleden de campagne ‘#zou ik wat zeggen?’. Aanvankelijk was er alleen een website, deze zomer is daar een app aan toegevoegd. “Omdat studenten hun mobiel altijd bij de hand hebben.”

Preventie
Een concreet voorval van grensoverschrijdend gedrag en frustratie over dat er zo weinig mogelijkheden waren om dit gedrag aan te pakken waren voor Boer en Roozen de aanleiding. “Een van de studenten misdroeg zich naar studenten en docenten. We kregen daar heel veel meldingen over, maar allemaal anoniem. We konden daarom de student er niet op aanspreken en juridisch waren er ook geen mogelijkheden. Een rechter wil dat de naam van de melder bekend is, want er moet hoor en wederhoor plaats kunnen vinden. Dat was voor ons de reden om meer aan preventie te doen. Wij willen een generatie opleiden die het normaal vindt om grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar te maken.”
“Hoofdreden om grensoverschrijdend gedrag niet te melden is angst voor de loopbaan, een slecht cijfer voor de stage of een opleidingsplek mislopen”
Angst voor de loopbaan
Uit gesprekken met melders werd Boer duidelijk waarom studenten grensoverschrijdend gedrag niet melden. “De hoofdreden is angst voor de loopbaan, een slecht cijfer voor de stage of een opleidingsplek mislopen. Daarbij komt de sociale plaats binnen de groep. Niemand wil als zeurpiet worden gezien of buitengesloten worden. Verder heerst het gevoel dat er niets met een melding wordt gedaan.” Uit die gesprekken bleek bovendien dat melden niet het juiste woord is. “Dat voelt als klikken. Bespreken is beter, dat doe je met z’n tweeën.” Verder was er behoefte aan eenheid in de aanpak. Vooral omdat coassistenten in verschillende ziekenhuizen verblijven die tot nu toe ieder hun eigen meldroute hebben, en ook om beter inzicht te krijgen in hoe vaak het voorkomt en wat ermee gedaan wordt.
Laagdrempelig in gesprek
Met de app kunnen op verschillende niveaus meldingen worden gedaan. Studenten kunnen laagdrempelig in gesprek gaan met een student-ambassadeur voor bachelorstudenten of coassistenten. Een trapje hoger, kunnen zij praten met de studieadviseur. En voor de zogenoemde ‘hoge route’ kunnen ze bij de opleidingsdirecteur zelf terecht. Ook kunnen ze via de app direct een (anonieme) melding doen, zo nodig acuut. In het laatste geval wordt dan meteen het team Sociale Veiligheid van de VU ingeschakeld. De app is niet het enige middel om grensoverschrijdend gedrag in Amsterdam UMC bespreekbaar te maken en uit te bannen. Aanleren van professioneel gedrag en bespreekbaar maken van gedrag komt op verschillende manieren in de opleiding aan bod, bijvoorbeeld in een practicum weerbaarheid of tijdens intervisie van coassistenten met een medisch psycholoog.
“Het steentje in de vijver gaat rimpels maken. Als 10 van de 350 studenten zich durven uitspreken als zich een geval voordoet, ben ik al tevreden”
Bewustwording
Drie jaar na de start van de campagne ziet Boer dat er langzaam steeds meer meldingen komen. “Het steentje in de vijver gaat rimpels maken. Als tien van de 350 studenten zich durven uitspreken als zich een geval voordoet, ben ik al tevreden.” Ook ziet zij het onderwerp vaker in gesprekken terugkomen. “Vorig jaar was er in het tweede studiejaar een groepsmelding. We hebben toen de hele jaarlaag een mail gestuurd over wat is gebeurd en dat dit niet acceptabel was. Dat maakte hen bewust dat ze zich niet hoeven te schamen om te melden.” En bewustwording is al een hele stap voorwaarts, vindt Boer. “Je wilt naar een cirkel toe bewegen. Na een melding ga je in gesprek met beide partijen. Kom je daaruit, dan heeft dat invloed op ieder die er mee te maken heeft gehad.”In Amsterdam UMC wordt de app ook geschikt gemaakt voor verpleegkundigen en promovendi. De app is ook aangeboden aan andere (medische) faculteiten.
“Er zijn codes en protocollen volop, maar die volstaan niet. Er moet een poppetje zijn dat zegt: ik vind dat dit écht niet kan”
Rolmodel
Belangrijk voor de slaagkans van de cultuurverandering is dat er in de hoogste bestuurslagen mensen zijn die ervoor staan. “Er zijn codes en protocollen volop, maar die volstaan niet. Er moet een poppetje zijn dat zegt: ‘Ik vind dat dit echt niet kan’. Maar die stap naar vermenselijking vindt men lastig.” In Amsterdam UMC heeft Boer zelf haar nek uitgestoken. “Die kwetsbaarheid moet je kunnen opbrengen. Het onderwerp levert nu eenmaal kritiek op. Ik kreeg via Linkedin commentaren dat ik me daar niet mee moest bemoeien. Onzin, natuurlijk.” Zichzelf verbinden aan de campagne helpt echt, vindt ze. “Ik kan als vice-decaan voor de eerstejaars studenten gaan staan en laten zien waar ik voor sta. Als ik mij kwetsbaar durf opstellen, durven zij het hopelijk ook. ”
“Studenten zijn zich steeds meer bewust van onprofessioneel gedrag”
Esmee Doedes, masterstudent geneeskunde, filosofie en bio-ethiek is vanaf het begin betrokken bij de campagne ‘#zouikwatzeggen?’. Na een eigen ervaring met niet-professioneel gedrag is ze nu als studentambassadeur ‘luisterend oor’ en adviseur voor medestudenten. Ze merkt dat studenten opener worden, ongeoorloofd gedrag bespreken en elkaar gaan corrigeren.
Bij de start van de campagne, drie jaar geleden, heerste er nog een gesloten cultuur rond niet-professioneel gedrag. “Studenten zeggen niets tegen docenten vanwege een cijfer en hun reputatie. Maar ze praten ook niet onderling omdat het niet fijn is iemand aan te spreken op het gedrag. Ze maken wel momenten mee dat iets niet fijn of goed voelt en ze vinden dat je zo niet met elkaar zou moeten omgaan. Maar ze denken dan eerder ‘dit is niet aardig’ dan ‘dit is onprofessioneel gedrag.’”

Veel verschillende vormen
Daarbij merkte Doedes ook op dat onprofessioneel gedrag heel veel verschillende vormen kan aannemen. In de bachelorfase bijvoorbeeld zijn er soms medestudenten die anderen tijdens colleges of daarbuiten een oncomfortabel gevoel geven, opdringerig zijn of bedreigen. En er is microagressie, racisme of uitsluiting op grond van gender of etniciteit. Of tijdens de coschappen maken artsen onaardige opmerkingen, grapjes over de ‘achterstand’ van de co bij de overdracht, foeteren ze co’s uit op de operatiekamer in het bijzijn van de patiënt of maken smakeloze grapjes over een patiënt die onder narcose is. Doedes wil daarbij wel benadrukken dat onprofessioneel gedrag een heel groot probleem is dat mogelijk dagelijks voorkomt, maar waar niet elke student mee te maken krijgt.
Indirect benaderd
Doedes vindt het ambassadeurschap voor studenten geneeskunde en coassistenten erg belangrijk. “Ik kom zelf in die cultuur te werken. Uiteindelijk willen we graag naar een open cultuur. Als je goed omgaat met elkaar en met patiënten bevordert dat de samenwerking en de patiëntenzorg.” Als ambassadeur is zij bereikbaar via de website en de app ‘#zouikwatzeggen?’. Via deze ‘officiële’ route wordt zij zelden benaderd door medestudenten. Het werkt meer indirect. “Ik krijg privé een app of een mail, of mensen schieten mij aan in het ziekenhuis met de vraag ‘Jij doet toch…?’. In de jaarlaag ken je elkaar en weet je van elkaar wat je doet.” Zij wordt overigens ‘niet supervaak’ benaderd.
Doedes merkt dat mensen dan een gesprekje vaak al genoeg vinden. “Als ze een probleem ergens kwijt kunnen, dan is de druk er af. Bovendien vinden ze het fijn als ze erkenning krijgen van wat ze niet fijn vonden, het geeft het zelfvertrouwen terug.” Soms gaat een student verder met de adviezen die de studentambassadeur geeft en benadert deze bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon.
Corrigeren
Doedes merkt dat door de campagne al een positieve wending is ingezet. “Studenten zijn zich steeds meer bewust van onprofessioneel gedrag. Zij worden opener en praten onderling over wat wel of niet door de beugel kan en corrigeren elkaar.” Voor coassistenten blijft het wat lastiger. “Een coassistent zegt toch minder snel tegen een arts dat iets niet kan of dat hij het ergens niet mee eens is. Er is wel meer moreel besef, maar ze kiezen dan liever een andere weg, zoals via de vertrouwenspersoon of de Co-Raad.” Het geeft haar goede hoop. “Het begin is er.”