Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Postdoc neurowetenschap Zijlmans: ‘Klein stukje opgelost rond risicotaxatie bij jongvolwassenen met multi-problematiek’
Postdoc-neurowetenschapper Josjan Zijlmans (VUmc) promoveerde eerder dit jaar op onderzoek naar jongvolwassenen met multi–problematiek. Hij analyseerde fysiologische en neurobiologische maten en vond dat deze groep verstoorde hersenactiviteit vertoont. De metingen kunnen een rol spelen bij risicotaxatie (recidive–risico).
Psychiatrische problematiek, een slecht sociaal netwerk en antisociaal gedrag. Dat is globaal de multi-problematiek waar de onderzoeksgroep mee te maken heeft. Het kan zich uiten in bijvoorbeeld criminaliteit, verslaving en psychopathie. Voor psychiaters interessant om meer te weten te komen over welke fysiologische maten kenmerkend en mogelijk voorspellend zijn voor dit gedrag, maar ook vanuit neurologisch aspect boeiend om te weten te komen hoe de hersenen functioneren bij mensen met dit gedrag.
Gedrag begrijpen en veranderen
“Ik ben vooral vanuit de methode bij dit onderwerp gekomen”, vertelt postdoc-onderzoeker Zijlmans. “Ik heb psychologie en neurowetenschappen gestudeerd en wilde graag hersenonderzoek bij mensen doen. Ik vond dit onderwerp interessant, onder andere vanwege de doelgroep. Het gaat om jongvolwassen mannen tussen de 18 en 27 jaar. Dat is een leeftijd waarop er nog veel aan gedrag is te doen, dus mensen kunnen nog goed geholpen worden. Ik wilde begrijpen hoe dit gedrag in de hersenen werkt.”
“We onderzochten hoe psychopathische eigenschappen en agressief gedrag geassocieerd zijn met morele evaluatie, cognitieve controle, en functioneren van het autonome zenuwstelsel”
Meer mannen
Overigens zou het onderzoek volgens Zijlmans ook bij vrouwen gedaan kunnen worden, iets wat nu nog weinig gebeurt. “Dat we dat nu niet hebben gedaan is vooral om praktische redenen. We hebben het onderzoek uitgevoerd bij een dagbehandeling waar jongvolwassen mannen met multi-problematiek naar toe gaan om hulp te krijgen bij deelnemen aan de maatschappij. Deze dagbehandeling was alleen voor mannen. Daarnaast zijn er ook meer mannen met deze problematiek dan vrouwen.”
Psychopathische eigenschappen
Om het neurobiologisch functioneren te beoordelen werden gegevens verzameld via verschillende meettechnieken. Met behulp van functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI) werden plaatjes gemaakt van de hersenen en werd hersenactiviteit gemeten terwijl de proefpersonen een taak uitvoerden. “Hierdoor kon worden achterhaald welk deel van de hersenen actief is tijdens verschillende processen; waar dus wat gebeurt. Met elektro-encefalografie (EEG) konden we ook hersenactiviteit meten, veel directer zelfs, maar was het moeilijker vast te stellen in welk deel van het brein er iets gebeurde. Hiermee konden we wel goed zien op welk moment er bepaalde hersenactiviteit plaatsvond. Samen vormden deze twee technieken dus een goed beeld.” De derde techniek die gebruikt werd, was het maken van fysiologische metingen van het autonome zenuwstelsel. Onder andere hartslag, ademhaling en de geleiding van de huid (hoe gestrest iemand is) werden gemeten.
Zijlmans: “Deze technieken pasten we toe om te onderzoeken hoe psychopathische eigenschappen en agressief gedrag binnen deze populatie geassocieerd zijn met drie relevante processen. Die processen zijn: morele evaluatie, cognitieve controle, en het functioneren van het autonome zenuwstelsel.”
“De jongvolwassenen met multi-problematiek waren minder goed in onderscheid maken tussen immorele en niet-immorele situaties dan de controlegroep”
Echt immoreel
De onderzoekers selecteerden plaatjes van immorele situaties en van niet-immorele (negatieve) situaties. “We kozen situaties die heel duidelijk waren, waar we het allemaal over eens waren tot welke groep ze hoorden. Zo hebben we een dataset vastgesteld. We lieten de plaatjes zien in de MRI-scanner. Hieruit bleek dat de jongvolwassenen met multi-problematiek in staat waren om onderscheid te maken tussen immorele en niet-immorele situaties, maar dat ze dit minder goed deden dan de controlegroep. Ze konden minder goed inschatten wat negatief was en wat echt immoreel.” Dat zou te maken kunnen hebben met IQ, dat van de onderzoeksgroep doorgaans lager ligt, maar dat is volgens Zijlmans speculatief.
Niet zo homogeen
“Idealiter zou je in een onderzoek zien dat er tussen de onderzoeksgroep en de controlegroep maar één verschil is en de rest van de eigenschappen hetzelfde is. In de praktijk is dat niet altijd het geval en nu was ook de onderzoeksgroep niet zo homogeen: hun exacte problematiek en ervaringen liepen uiteen. De verschillen in hersenactiviteit tussen de onderzoeksgroepen komen door verschillende problemen die de controlegroep niet heeft, maar we weten niet specifiek welke van die problemen hier dan verantwoordelijk voor zijn. De controlegroep is nu vooral functioneel geweest om te kunnen checken of de metingen goed zijn gegaan”, stelt Zijlmans.
“Een van de beste voorspellers dat iemand weer een delict zou kunnen plegen is lage rust hartslag”
Reactie op fouten
Antisociaal gedrag is een van de grote problemen waar de onderzoeksgroep mee te maken had. Agressie en psychopathie zijn twee veel gebruikte maten om dit meetbaar te krijgen. Dit werd onder andere met de verschillende technieken getoetst tijdens het uitvoeren van een cognitieve taak en het beoordelen van emoties tijdens droevige filmfragmenten. “Het meest verrassende vind ik dat we bij EEG-metingen zien dat de jongens met multi-problematiek minder goed reageren op fouten, maar dat dit niet afhangt van de mate van antisociaal gedrag die ze vertonen. Mogelijk ligt het aan de leeftijd die we onderzochten, of aan dat in zeer problematische groepen verschillen in antisociaal gedrag minder relevant worden.”
Hartslag en recidivegedrag
Het laatste hoofdstuk van zijn onderzoek gaat in op de neurobiologische maten die mogelijk recidivegedrag kunnen voorspellen. “Deze neurobiologische metingen vind ik het interessantst”, zegt Zijlmans. “We vonden dat een van de beste voorspellers dat iemand weer een delict zou kunnen plegen lage rust hartslag is, maar op hetzelfde tijdsmoment vonden we tussen hartslag en antisociaal gedrag geen verband. Wel op de lange termijn dus, en dat is bijzonder.” Hartslag blijkt meer een impact te hebben voor het beeld over een bepaalde tijd. Het is volgens Zijlmans dus relevant wanneer je die meting doet (op welk moment in iemands leven) en hoe lang je vooruitkijkt met die voorspelling.
“Mensen hebben de neiging om veel conclusies te verbinden aan wat er is onderzocht, maar ik spreek hier liever van speculaties dan van vaststellingen”
Stukje van de puzzel
Wat betreft de praktische toepassing van het onderzoek, onder andere bij het voorspellen van recidive, is hij voorzichtig. “Mensen hebben de neiging om veel conclusies te verbinden aan wat er is onderzocht, maar ik spreek hier liever van speculaties dan van vaststellingen. Zeker wat betreft conceptueel onderzoek waarbij we relaties bekijken tussen bijvoorbeeld gedrag en hersenactiviteit, dan is dit maar een heel klein stukje van een heel grote puzzel waaraan we bijdragen. Pas met veel meer onderzoeken die bij elkaar worden gevoegd, kun je daar gegronde uitspraken over doen.”
Het proefschrift van Josjan Zijlmans is hier te lezen