Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Prof. dr. Nanayakkara pleit voor betere ondersteuning van de eerste lijn: ‘Huisartsen hebben het veel te druk’
De gezondheidszorg is nergens zo goed als in Nederland, maar er zijn ook knelpunten, stelde prof. dr. Nanayakkara, hoogleraar acute interne geneeskunde tijdens zijn oratie in oktober vorig jaar. Nanayakkara pleit dan ook voor betere ondersteuning van de eerste lijn en voor een betere regionale samenwerking bij de acute zorg van ouderen.
We zijn aan het worstelen in de acute zorg, stelt prof. dr. Prabath Nanayakkara, hoogleraar acute interne geneeskunde bij Amsterdam UMC (locatie VUmc). De afdelingen spoedeisende hulp van de ziekenhuizen liggen vaak vol. “De gemiddelde leeftijd van acute opgenomen patiënten vandaag was 84 jaar”, vertelt hij. “En dat is geen uitzondering, want het gaat vooral om oudere patiënten. Over de vraag of dit altijd terecht is, bestaat discussie onder zorgverleners. In ieder geval zijn twee dingen wel zeker. Ten eerste dat de doorstroom van deze ouderen na behandeling in het ziekenhuis terug naar huis of naar een revalidatieplek of verpleeghuis, spaak loopt. Ten tweede dat, vooral in de grote steden, de huisartsenposten overlopen en de huisartsen in mijn optiek het veel te druk hebben.
“Terwijl het Nederlandse zorgsysteem juist dankzij de huisartsen zo goed is”
Onvoldoende tools
“Het overheidsbeleid is erop gericht dat zoveel mogelijk zorg naar de eerste lijn moet”, zegt hij, “maar die eerste lijn krijgt niet de tools om hieraan invulling te geven. Terwijl het Nederlandse zorgsysteem juist dankzij de huisartsen zo goed is. Maar op de huisartsenposten bestaat een tekort aan ervaren triagisten en wordt heel veel werk gedaan door waarnemers. Het gevaar is overtriage met veel onnodige presentaties op huisartsenposten en de SEH. Daarnaast ook omdat jonge professionals op de huisartsenpost de patiënten niet kennen, wat doorsturen naar de SEH een veilige uitweg maakt. Mede daardoor kraakt nu de keten.”
“Het overheidsbeleid is erop gericht dat zoveel mogelijk zorg naar de eerste lijn moet, maar die eerste lijn krijgt niet de tools om hieraan invulling te geven”
Communicatie ziekenhuis – huisarts
Om de bestaande situatie te keren, moet de communicatie tussen het ziekenhuis en de huisartsen veel beter, stelt Nanayakkara. “De wens tot betere samenwerking is er en meer geld is niet de oplossing om dit te bewerkstelligen”, zegt hij. “Niet de volledige oplossing tenminste. Het begint met overleg over wie precies wat moet doen en daarvan is nu te weinig sprake. De Regionaal Overleg Acute Zorg-ketens moeten hierin sterker hun rol pakken en er de professionals op de werkvloer bij betrekken. De bestuurders zijn immers niet degenen die al die ziekenhuizen moeten bellen om een patiënt ergens op een (ziekenhuis)bed geplaatst te krijgen. En ze maken nu afspraken waarvan de uitvoerders niet voldoende op de hoogte zijn. Verder moet het beddenhuis in de ziekenhuizen beter geregeld worden. Een groot deel van de oorzaken voor de stagnatie op de SEH ligt buiten de SEH. Te veel mensen wachten ook op een bed in een verpleeghuis en ook moet de eerste lijn worden versterkt.”
“Zorgverzekeraar zijn de regisseurs van de zorg, maar het interesseert ze niet of een arts-assistent al die telefoontjes moet regelen om een patiënt geplaatst te krijgen. ‘De patiënt loopt geen gevaar’, wordt dan gezegd, maar is dat wel zo?”
Meer ervaren specialisten
Nanayakkara hekelt de rol van de zorgverzekeraars om dit voor elkaar te krijgen. “Zij zijn de regisseurs van de zorg, maar het interesseert ze niet of een arts-assistent al die telefoontjes moet regelen om een patiënt geplaatst te krijgen. Als de zorg maar wordt geleverd. ‘De patiënt loopt geen gevaar’, wordt dan gezegd, maar is dat wel zo? Als de werkdruk op de SEH te hoog is, wordt suboptimale zorg geleverd. Dat is ook wetenschapelijk aangetoond. Daarnaast hebben wij op de SEH veel meer specialisten met ervaring nodig. Dan worden de beslissingen sneller genomen en wordt sneller opgemerkt welke patiënten onterecht op de SEH liggen. Als er van de tien bijvoorbeeld drie al binnen een uur weg kunnen, is er veel meer tijd voor die andere zeven.”