Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Prof. huisartsgeneeskunde Frans Rutten: ‘We moeten huisartsen overtuigen van het belang om COPD-patiënten jaarlijks te onderzoeken op hartziekten’
Huisartsen doen er verstandig aan om COPD-patiënten jaarlijks te checken op hartziekten, stelt professor huisartsgeneeskunde Frans Rutten bij aanvaarding van het hoogleraarschap Hart- en vaatziekten in de eerste lijn. Hoewel dit al langer bekend is, doen huisartsen dit toch nog steeds onvoldoende. Rutten gaat in op hoe dit komt en hoe dit is op te lossen.
De huisarts zou zijn patiënten met COPD jaarlijks moeten checken op hartziekten, met name hartfalen. Deze boodschap stond centraal in de berichtgeving bij het aanvaarden van het hoogleraarschap Hart- en vaatziekten in de eerste lijn door Frans Rutten, eind vorig jaar. “Bijzonder ineens deze interesse”, zegt Frans Rutten (Julius Centrum UMC Utrecht). “Deze boodschap draag ik eigenlijk al sinds 2005 uit.” Waarom wordt er dan nog steeds geen gehoor aan gegeven? “Mensen met COPD en mensen met hartfalen hebben vergelijkbare klachten”, vertelt hij. “Ze hebben een verminderde inspanningstolerantie, ze zijn kortademig bij inspanning en moeten langer van inspanning herstellen. In tegenstelling tot COPD houden mensen met hartfalen vocht vast en dat zou je kunnen zien aan de dikke enkels. Maar dikke enkels zie je ook bij 65-plussers met chronische veneuze insufficiëntie. De klachten zijn dus niet altijd goed van elkaar te onderscheiden.”
Onderscheid nog onduidelijker
In de huisartspraktijk is spirometrie een makkelijk toegankelijk onderzoek. “Het wordt er sneller gedaan dan een ECG of een bloedonderzoek”, zegt Rutten, “ook sneller dan een verwijzing. Maar een niet herkend hartfalen kan de uitkomst van de blaastest beïnvloeden en het is dan makkelijk die uitkomst aan te zien voor een gevolg van de COPD. En worden de klachten erger, dan worden ze gezien als verergering van de COPD. Dan zijn er ook nog de pufjes om rekening mee te houden. Die helpen in eerste instantie een beetje tegen vocht op de longen, wat het onderscheidende beeld tussen COPD en hartziekten nog onduidelijker maakt.”
Check op b-type natriuretisch peptide
Wat is de oplossing? Rutten: “Bij hartfalen is het b-type natriuretisch peptide bijna altijd te hoog. Bij COPD is dit niet het geval. Het is daarmee bij uitstek de manier om de twee ziektebeelden van elkaar te onderscheiden, zeker bij patiënten boven de 65 jaar in de huisartspraktijk. Een afwijkende uitslag is dan echt een goede reden om iemand te verwijzen voor een echocardiogram. Het is daarom waardevol dat de huisarts dit onderzoek jaarlijks doet bij COPD-patiënten vanaf 65 jaar. Zo staat het ook in de behandelrichtlijn van het Nederlands Huisartsen Genootschap.”
Paaltjes zetten
Maar: het gebeurt dus te weinig. Het feit dat de bepaling zo’n vijftien euro kost en dat de patiënt dit zelf moet betalen, is niet de belangrijkste reden denkt Rutten. “Er is onduidelijkheid over de afkapwaarde doordat laboratoria verschillende grenswaarden en eenheden gebruiken. Verder ben ik bang dat de kaderhuisartsen astma/COPD hartziekten soms een beetje als concurrentie te zien. Specialisatie leidt helaas tot paaltjes zetten, je ziet dat in de medisch-specialistische zorg ook. Kaderhuisartsen spelen een belangrijke rol in nascholing. Als zij die jaarlijkse b-type natriuretisch peptide-test niet belangrijk vinden, zullen ze de kennis erover ook niet overdragen.”
Patiënt ambassadeur maken
Rutten ziet het als een belangrijk doel van zijn hoogleraarschap om huisartsen ervan te overtuigen dat ze die test bij COPD-patiënten toch echt jaarlijks moeten doen. “Via onderwijs waarin de meerwaarde ervan getalsmatig wordt aangetoond lukt dit niet”, zegt hij. “Wellicht lukt het wel via de route de patiënt ambassadeur te maken van zijn klachten. Als de patiënt wordt voorgelicht zodat die goed geïnformeerd aan de huisarts de vraag kan stellen ‘Kan het niet mijn hart zijn?’, dan moet de huisarts beargumenteren waarom hij dat niet zou willen onderzoeken. Een mooie vorm van patient-empowerment.”