DOQ

Respons op parenterale corticosteroïden voorspellend voor longfunctiebeloop bij astma

Wanneer de post-bronchodilatoire FEV1 niet verbetert na een challenge met parenterale corticosteroïden, blijkt de patiënt een toegenomen risico op een ernstige longfunctieachteruitgang te hebben. Deze bevindingen van een Amerikaanse cohort van volwassenen met matig tot ernstig astma verschenen in het Blue journal.

Een achteruitgang van de longfunctie is een van de vier risicocriteria op grond waarvan ernstig astma wordt vastgesteld. Op populatieniveau blijken bij astmapatiënten meerdere factoren geassocieerd te zijn met de longfunctieachteruitgang. Deze factoren omvatten leeftijd, geslacht, genetische factoren, ziekteduur van het astma, de aanwezigheid van allergeensensibilisatie, blootstelling aan tabaksrook, body mass index (BMI), luchtwegobstructie bij aanvang, bronchiale hyperreactiviteit, bloed- en sputum-eosinofielen, onderhoudsbehandeling en exacerbaties in de voorgeschiedenis.

Studies en mechanismen

In meerdere studies zijn voorspellers voor dit ziektebeloop gedocumenteerd. Veel van deze studies zijn uitgevoerd bij patiënten met recent gediagnosticeerd astma die weinig medicatie gebruikten. Weinig cohortstudies evalueerden patiënten met ernstig astma die hoge dosis inhalatiecorticosteroïden (ICS) en andere controlemedicatie gebruikten. Veel van deze studies toonden dat het risico op longfunctieachteruitgang varieerde.

De mechanismen die ten grondslag liggen aan de longfunctieachteruitgang bij astma zijn onduidelijk. Jarenlange chronische luchtwegontsteking kan leiden tot verdikking van de basaalmembraan en geoxideerde slijmpropjes, het verloren gaan van de bronchodilatoire respons en een transitie van een luchtwegobstructie naar air trapping. Deze mechanismen van longfunctieachteruitgang zijn waarschijnlijk relatief resistent voor corticosteroïden. Onduidelijk is of de gemeten respons op een systemische challenge met corticosteroïden kan dienen als een biomarker voor deze processen. Er zijn maar weinig studies gedaan naar de resistentie tegen systemisch corticosteroïden. Bovendien hadden die studies een follow-up van minder dan een jaar.

NHLBI-onderzoeksprogramma

Het Severe Asthma Research Program III (SARP III) van het National Heart, Lung, and Blood Institute (NHLBI) omvat een longitudinaal cohort van 183 adolescenten en 526 volwassenen met matig tot ernstig astma. Op baseline kregen ze een enkele intramusculaire injectie van triamcinolonacetonide 40 mg. Zo’n 18 dagen later werd opnieuw het fenotype bepaald, om de verandering in longfunctie, symptomen en een eventuele verdwijning van de luchtwegontsteking te bepalen.

In de huidige analyse zijn de gegevens geëvalueerd van 396 volwassen deelnemers die bij aanvang een intramusculaire kuur met triamcinolon hadden ondergaan en bij ≥ 2 jaarlijkse vervolgbezoeken waren geweest.
78 personen hadden een ernstige longfunctieachteruitgang, gedefinieerd als een FEV1-afname van > 2% per jaar. 91 personen hadden een milde longfunctieachteruitgang, gedefinieerd als een FEV1-afname van > 0,5 tot 2,0% per jaar. Bij 114 personen veranderde de longfunctie niet, gedefinieerd als een FEV1-afname van 0,5% tot een FEV1-toename van < 1% per jaar. De longfunctie verbeterde, gedefinieerd als een FEV1-toename van ≥ 1% per jaar, bij 113 personen.

Nuttige maatstaf

Bij minder dan de helft van de volwassenen met matig of ernstig persisterend astma houdt de longfunctieachteruitgang aan tijdens een onderhoudsbehandeling, waarbij geen biologicals zijn gegeven.
De absolute verandering ten opzichte van baseline in de post-bronchodilatoire FEV1 van voorspeld 2-3 weken na een intramusculaire injectie met triamcinolonacetonide is dus een nuttige maatstaf om het longfunctiebeloop in de daarop volgende vier jaar te voorspellen.


Referentie: Denlinger LC, Phillips BR, Sorkness RL, et al. Responsiveness to Parenteral Corticosteroids and Lung Function Trajectory in Adults with Moderate-to-Severe Asthma. Am J Respir Crit Care Med. 2021;203:841-852. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/33290668/ , https://www.atsjournals.org/doi/10.1164/rccm.202002-0454OC?url_ver=Z39.88-2003&rfr_id=ori:rid:crossref.org&rfr_dat=cr_pub%20%200pubmed

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Zorg dat de digitale weg niet de enige ingang naar de maatschap­pij wordt’

Steeds vaker gaat zorg via de digitale weg. Nicole Goedhart onderzoekt de toegankelijkheid van de (online) samenleving en geeft tips hoe de zorgverlener de zorg toegankelijk voor iedereen houdt. “Een afstand tot de online wereld kan gezondheidsverschillen vergroten.”

Protocol brengt veelbelovende ‘orphan drugs’ sneller bij patiënt

Behandelaren en zorgverzekeraars slaan de handen ineen om geneesmiddelen tegen zeldzame ziekten sneller beschikbaar te krijgen, vertelt Niels Reijnhout. “Met het ODAP krijgen patiënten zo snel mogelijk na goedkeuring door het EMA al toegang tot het middel.”

Reanimatie bespreken? Alleen als het past

Artsen vragen op de spoedeisende hulp vaak routinematig naar reanimatievoorkeuren, maar volgens Yvo Smulders is het tijd om deze standaardpraktijk eens kritisch te bekijken. “Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat je die vraag zomaar stelt bij een routine-opname.”

Casus: man met klachten na penisvergroting

Een 38-jarige patiënt is net een week terug uit Turkije, waar hij in een kliniek een penisvergroting heeft ondergaan. Hij kan u niet precies vertellen wat er gebeurd is en klaagt vooral over pijn, roodheid en zwelling van de penis. Wat is uw diagnose?

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”