DOQ

Thuismeting van longfunctie bij CF zelden consequent uitgevoerd

Slechts een klein deel van de patiënten met cystische fibrose (CF) blijkt thuis hun longfunctie gedurende lange tijd consequent te meten. Op momenten dat longklachten toenemen, worden vaker thuismetingen gedaan. Dit concluderen arts-onderzoeker Marc Oppelaar en collega-onderzoekers op basis van observationeel onderzoek in vijf Nederlandse CF-centra.

Sinds enkele jaren kunnen veel patiënten met CF thuis hun longfunctie meten en bijhouden. Zodoende kan achteruitgang van de longfunctie eerder herkend worden en hoeven patiënten minder vaak naar het ziekenhuis af te reizen. Dat scheelt (zorg)kosten en heeft mogelijk gunstige effecten op de ziektelast. “Maar vroegtijdige detectie van longfunctieverlies vereist wel dat patiënten regelmatig en langdurig zelfcontroles uitvoeren, ook als hun ziekte stabiel is”, vertelt Marc Oppelaar, arts-onderzoeker in het Radboudumc Amalia kinderziekenhuis. “Uit eerder onderzoek weten we dat het voor patiënten belangrijk is dat de voordelen van de thuismetingen opwegen tegen de extra last. Dat hangt sterk af van het individu en de context.”

“Wanneer de longklachten toenemen, neemt ook de meetfrequentie weer iets toe”

Arts-onderzoeker Marc Oppelaar

Retrospectief

Om te onderzoeken hoe het is gesteld met de thuismetingen in Nederland, verrichtte Oppelaar samen met andere onderzoekers een retrospectief onderzoek. Daarin analyseerden zij de gegevens van 604 patiënten met CF uit vijf CF-centra (Nijmegen, Groningen, Maastricht, Amsterdam en Den Haag) die in de periode april 2020-december 2022 thuis beschikten over een spirometer en gebruikmaakten van een platform voor monitoring op afstand.

Snelle afname

Tijdens de observatieperiode van 2,5 jaar voerden de patiënten in totaal 9.930 thuismetingen uit. Er waren 67 patiënten (11,1%) die meer dan 20 thuismetingen deden. Na de introductie van de thuismeter nam zowel het aantal gebruikers als het aantal metingen snel af, vooral in de eerste 150 dagen. Na één jaar waren 232 patiënten (54,2%) zelfs volledig gestopt met de thuismetingen. Die snelle afname komt vooral door het wegvallen van een prikkel als patiënten klachtenvrij zijn, geeft Oppelaar aan. “Als je je goed voelt, wil je even niet aan je ziekte denken. Thuis je longfunctie meten voelt dan als een extra last, vooral voor jonge kinderen en tieners. Wanneer de longklachten toenemen, neemt ook de meetfrequentie weer iets toe.” Het aantal patiënten dat consequent thuis hun longfunctie mat, daalde in de loop van de tijd. Na 600 dagen had slechts 1% van de gebruikers consequent elke 31 dagen thuis hun longfunctie gemeten. Zodra patiënten startten met de behandeling met ivacaftor/tezacaftor/elexacaftor, nam het aantal thuismetingen tijdelijk toe.

“Thuismeten van de longfunctie is geen doel op zich”

Geen doel op zich

Volgens Oppelaar kan een heldere strategie voor de organisatie van zorg op afstand de toepassing van spirometrie in de thuissituatie verbeteren. “De gekozen strategie is afhankelijk van de context van de patiënt en de organisatie van de CF-zorg. Thuismetingen toevoegen aan de zorg zonder de bestaande zorg goed onder de loep te nemen, is niet afdoende. Zorgteams moeten onderling duidelijke en breedgedragen afspraken maken over de doelen van de thuismetingen. Ook moeten de persoonlijke doelen van de patiënt in kaart worden gebracht en de frequentie van de thuismetingen moet hierop aansluiten. Het thuismeten van de longfunctie is dus geen doel op zich, maar een hulpmiddel om al die gezamenlijke doelen op individueel niveau te bereiken.”

Referentie: Bertram P, Oppelaar MC, Bannier MA, et al. The long-term uptake of home spirometry in regular cystic fibrosis care: retrospective multicenter observational study. J Med Internet Res. 2025;27:e60689.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Zorg dat de digitale weg niet de enige ingang naar de maatschap­pij wordt’

Steeds vaker gaat zorg via de digitale weg. Nicole Goedhart onderzoekt de toegankelijkheid van de (online) samenleving en geeft tips hoe de zorgverlener de zorg toegankelijk voor iedereen houdt. “Een afstand tot de online wereld kan gezondheidsverschillen vergroten.”

Protocol brengt veelbelovende ‘orphan drugs’ sneller bij patiënt

Behandelaren en zorgverzekeraars slaan de handen ineen om geneesmiddelen tegen zeldzame ziekten sneller beschikbaar te krijgen, vertelt Niels Reijnhout. “Met het ODAP krijgen patiënten zo snel mogelijk na goedkeuring door het EMA al toegang tot het middel.”

Reanimatie bespreken? Alleen als het past

Artsen vragen op de spoedeisende hulp vaak routinematig naar reanimatievoorkeuren, maar volgens Yvo Smulders is het tijd om deze standaardpraktijk eens kritisch te bekijken. “Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat je die vraag zomaar stelt bij een routine-opname.”

Casus: man met klachten na penisvergroting

Een 38-jarige patiënt is net een week terug uit Turkije, waar hij in een kliniek een penisvergroting heeft ondergaan. Hij kan u niet precies vertellen wat er gebeurd is en klaagt vooral over pijn, roodheid en zwelling van de penis. Wat is uw diagnose?

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”