Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Totaal lichaamsvet grotere risicofactor voor borstkanker dan buikvet
Een afname van het totale lichaamsvet heeft meer invloed op een vermindering van lichaamseigen geslachtshormonen die met borstkanker samenhangen, dan een afname van buikvet alleen. Dit onderstreept het belang van een gezond gewicht en lichamelijke activiteiten voor vrouwen met overgewicht. Dat blijkt uit onderzoek van dr. Evelyn Monninkhof, epidemioloog bij het Julius Centrum van het UMC Utrecht, onder vrouwen na de overgang. In 2016 kregen in ons land meer dan 13.500 vrouwen ouder dan 50 jaar borstkanker.
“Uit het onderzoek is gebleken dat voor het verlagen van het risico op borstkanker, via lichaamseigen hormonen, niet een daling van buikvet het belangrijkste is, maar vooral het totale lichaamsvet. Bijvoorbeeld dus ook het heupvet”, verklaart Monninkhof.
Endocrine-Related Cancer brengt vandaag de resultaten van haar onderzoek ‘Association between changes in fat distribution and biomarkers for breast cancer’. Het onderzoek werd gesponsord door KWF kankerbestrijding en Pink Ribbon.
In Monninkhof’s onderzoek zijn 195 postmenopauzale vrouwen met overgewicht in 16 weken tijd gemiddeld 5-6 kg afgevallen en zijn 48 vrouwen gelijk gebleven in gewicht. De geslachtshormoon- en leptinespiegels en het aantal ontstekings-gerelateerde stofffen in het bloed zijn vergeleken met de niveaus voorafgaand aan het gewichtsverlies. De veranderingen in het totale lichaamsvet en het buikvet zijn gemeten via DEXA (meten lichaamssamenstelling) en MRI-scans.
Na 16 weken kon er een verband worden aangetoond tussen een afname van het totale lichaamsvet en gunstige veranderingen in een aantal biologische markers voor borstkanker, waaronder geslachtshormonen en leptine, terwijl een afname van het buikvet meer in verband werd gebracht met een afname van ontstekingsmarkers.
Hoewel in voorgaande onderzoeken sprake was van tegenstrijdige verbanden tussen het risico van borstkanker en buikvet, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een nauwkeurigere methode om op basis van scans de verdeling van vet te bepalen, in plaats van alleen de tailleomtrek en body mass index te meten. Zoals Monninkhof uitlegt: “In de betreffende periode hebben we twee keer zowel de vetdepots als de biomarkers gemeten; daarbij hebben we nauwkeurigere DEXA-metingen gedaan voor het totale lichaamsvet, evenals MRI-scans voor het buikvet.”
Monninkhof gaat verder: “Onze volgende stap is onderzoeken hoe vrouwen buikvet en hun totale lichaamsvet het beste kunnen aanpakken. Welke programma’s op het gebied van voeding en lichaamsbeweging zullen het beste voor hen werken? Zo kunnen ze het risico op borstkanker verlagen.”
Samenvatting:
Doel: Aan de hand van gegevens van de SHAPE-2-trial is er gekeken naar het verband tussen veranderingen in het totale lichaamsvet en buikvet en veranderingen in biomarkers voor het risico van borstkanker.
Methodes: Aan de SHAPE-2-trial hebben 243 postmenopauzale vrouwen deelgenomen. De interventie in deze trial bestond uit 5-6 kg gewichtsverlies, ofwel door alleen te diëten ofwel door een combinatie van diëten en lichamelijke activiteiten.De controlegroep bleef stabiel in gewicht,dieet en lichaamsbeweging. Na 16 weken hebben we serum geslachtshormonen, ontstekingsmarkers, het totale lichaamsvet (via een DEXA-scan) en intra- en onderhuids abdominaal vet (via MRI) gemeten. De verbanden tussen de veranderingen in de verschillende lichaamsvetdepots en biomarkers zijn geanalyseerd waarbij het studiecohort werd gebruikt zonder rekening te houden met randomisatie.
Resultaten: Er is een verband aangetoond tussen de afname van het totale lichaamsvet en gunstige veranderingen in vrij oestradiol, vrij testosteron, leptine en SHBG. Daarnaast is er een verband aangetoond tussen een afname van het intra-abdominale vet en een afname van vrij testosteron, hsCRP en leptine en een toename van SHBG. In de multivariabele analyse was bij de best passende modellen voor de biomarkers vrij oestradiol, SHBG, leptine en adiponectine vooral het totale lichaamsgewicht van belang. Voor vrij testosteron was dit onderhuids abdominaal vet. En voor hsCRP en IL-6 was met name een verandering van intra-abdominaal vet van belang.
Conclusie: Er is geconstateerd dat een afname van het totale lichaamsvet meer in verband wordt gebracht met vrij oestradiol, SHBG en adipokines dan een afname van (intra-) abdominaal vet. Daarentegen was een afname van abdominaal vet belangrijker voor de ontstekingsmarkers hsCRP en IL-6 en het geslachtshormoon vrij testosteron.
Algemene cijfers over borstkanker
- 1 op de 7 vrouwen krijgt borstkanker
- In 2016 werd er bij ruim 17.315 mensen borstkanker vastgesteld (incl. DCIS-kanker in melkgang). Bij 17.178 vrouwen en bij 137 mannen.
- DCIS is een mogelijk voorstadium van borstkanker
- Het aantal borstkanker diagnoses zal de komende jaren stijgen, naar schatting tot ruim 20.000 in 2020
- In Nederland zijn er meer dan 150.000 mensen die borstkanker hebben (gehad)
- Bijna 20% van de borstkankerpatiënten is jonger dan 50 jaar
- Ruim 80% is 50 jaar of ouder
- Ruim 27% van de patiënten is 70 jaar of ouder
- 86% van de vrouwelijke patiënten is 5 jaar na de diagnose nog in leven
- Na 10 jaar is 77% van de vrouwelijke patiënten nog in leven
- De overlevingskans van borstkanker is de afgelopen jaren gestegen met 1% per jaar
- Er overlijden jaarlijks ruim 3.000 mensen aan borstkanker
- Dagelijks sterven er in Nederland ongeveer 9 mensen aan de gevolgen van borstkanker
- Bij 20% van alle borstkankerpatiënten komt borstkanker in de familie voor
- Bij 5 tot 10% van de borstkankerpatiënten is er sprake van erfelijke aanleg voor borstkanker
AUTEUR: UMC UTRECHT