DOQ

Vaker postpartumdepressie bij moeders met polycysteus ovariumsyndroom

Vrouwen met een polycysteus ovariumsyndroom (PCOS) ontwikkelen na een zwangerschap vaker postpartum depressieve klachten dan vrouwen zonder PCOS. Dit is naar voren gekomen uit een populatie-gebaseerde steekproef, waarin ook moeders met een hoog risico geïncludeerd waren. De resultaten verschenen in het American Journal of Obstetrics & Gynecology.

Een postnatale depressie is een invaliderende aandoening die een aanzienlijke impact kan hebben op de gezondheid en het welzijn van de vrouw, haar kind en haar familie. Naar schatting 10 tot 20% van de moeders in westerse landen wordt getroffen door een postnatale depressie, hoewel dit waarschijnlijk een onderschatting is.

(Foto: Pixabay)

PCOS en depressie

Vrouwen met PCOS zijn vatbaarder voor depressie en angst, ook voor een postnatale depressie. Dit kan te wijten zijn aan hun verstoorde hormonale en metabole profielen of aan angst die wordt veroorzaakt door PCOS-symptomen en de behandeling daarvan.

Bovendien hebben vrouwen met PCOS vaak moeite om zwanger te worden en ontwikkelen ze tijdens de zwangerschap vaak complicaties die kunnen bijdragen aan stress en ontevredenheid en daardoor aan het ontstaan van een postnatale depressie. Zo hebben vrouwen met PCOS een verhoogd risico op een miskraam, zwangerschapsdiabetes, zwangerschap-geïnduceerde hypertensie en pre-eclampsie.

Vanwege hun verminderde vruchtbaarheid gaan veel vrouwen met PCOS naar een vruchtbaarheidskliniek, wat extra stress kan veroorzaken. Tijdens zwangerschappen die met medische hulp tot stand zijn gebracht, treden vaker complicaties op. Ten slotte hebben vrouwen met PCOS relatief vaak pasgeborenen die te vroeg of klein zijn voor de zwangerschapsduur.
Vrouwen met PCOS hebben dan ook verschillende risicofactoren voor een postnatale depressie, waaronder een voorgeschiedenis van depressieve symptomen, ervaring met een miskraam en obstetrische en perinatale complicaties.

Populatie-gebaseerde steekproef

In deze populatie-gebaseerde steekproef participeerden bijna 4000 vrouwen die 2 tot 6 maanden postpartum waren. 8,2% van de vrouwen rapporteerde klinische PCOS. Daarnaast rapporteerde 19,1% onregelmatige menstruatie en acne, 6,2% onregelmatige menstruatie en hirsutisme en 4,4% alle drie de symptomen.

Prenatale depressie werd gerapporteerd door 17,7% en prenatale angst door 23,5%. Postpartum depressieve stemming werd gerapporteerd door 9,5% en postpartum anhedonie door 10,2%. Klinische PCOS ging gepaard met een 1,76 keer hogere gecorrigeerde prevalentieratio (aPR) voor postpartum depressieve stemming of anhedonie. Daarbij werd rekening gehouden met leeftijd, body mass index (BMI) voorafgaand aan de zwangerschap, ras/etniciteit, opleiding en burgerlijke staat.

Een vergelijkbare hogere prevalentie van postpartum depressieve stemming of anhedonie werd gevonden bij vrouwen met onregelmatige menstruatie en acne (aPR 1,65), met een onregelmatige menstruatie en hirsutisme (aPR 1,40) en met alledrie de symptomen (aPR 1,75). Prenatale depressie en angst waren verantwoordelijk voor respectievelijk 20 en 32% van het effect van klinische PCOS op postpartum depressieve stemming en anhedonie.

Prenataal psychologische screening

De auteurs adviseren om vrouwen met PCOS prenataal psychologisch te screenen. Een bijkomende belangrijke bevinding is dat bij bijna 20% van de vrouwen die ten minste twee PCOS-symptomen meldden, de diagnose PCOS werd gesteld.


Referenties: Koric A, Singh B, Vanderslice JA, et al. Polycystic Ovary Syndrome and Postpartum Depression Symptoms: A Population-Based Cohort Study. Am J Obstet Gynecol. 2021;S0002-9378(20)32632-6. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/33412131/
https://www.ajog.org/article/S0002-9378(20)32632-6/fulltext

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Zorg dat de digitale weg niet de enige ingang naar de maatschap­pij wordt’

Steeds vaker gaat zorg via de digitale weg. Nicole Goedhart onderzoekt de toegankelijkheid van de (online) samenleving en geeft tips hoe de zorgverlener de zorg toegankelijk voor iedereen houdt. “Een afstand tot de online wereld kan gezondheidsverschillen vergroten.”

Protocol brengt veelbelovende ‘orphan drugs’ sneller bij patiënt

Behandelaren en zorgverzekeraars slaan de handen ineen om geneesmiddelen tegen zeldzame ziekten sneller beschikbaar te krijgen, vertelt Niels Reijnhout. “Met het ODAP krijgen patiënten zo snel mogelijk na goedkeuring door het EMA al toegang tot het middel.”

Reanimatie bespreken? Alleen als het past

Artsen vragen op de spoedeisende hulp vaak routinematig naar reanimatievoorkeuren, maar volgens Yvo Smulders is het tijd om deze standaardpraktijk eens kritisch te bekijken. “Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat je die vraag zomaar stelt bij een routine-opname.”

Casus: man met klachten na penisvergroting

Een 38-jarige patiënt is net een week terug uit Turkije, waar hij in een kliniek een penisvergroting heeft ondergaan. Hij kan u niet precies vertellen wat er gebeurd is en klaagt vooral over pijn, roodheid en zwelling van de penis. Wat is uw diagnose?

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”