DOQ

Longchirurg i.o. Van Gool: ‘Snel zichtbaar of behandeling longkanker effect heeft met PET/CT-scan’

Matthijs van Gool (nu in opleiding tot long- en traumachirurg in het MUMC+ en Zuyderland MC) promoveerde recent op fase II-onderzoek naar de toepassing van erlotinib bij de behandeling van niet-kleincellige longkanker in een vroeg stadium. Zijn belangrijkste bevindingen: al vroeg na het starten van de voorbehandeling met erlotinib is een PET/CT-scan informatief voor de respons na drie weken, en er is een correlatie tussen de responsevaluatie met een PET/CT-scan en de hoeveelheid necrose in de weggenomen longkwab. 

“Mijn onderzoek startte in 2006, toen de eerste EGFR-tyrosinekinaseremmers (erlotinib, gefitinib) nogal een hype waren”, vertelt Matthijs van Gool. “Het was de begintijd van de targeted therapy, latere middelen als crizotinib en osimertinib moesten nog op de markt komen. Erlotinib was als een van de eerste doelgerichte middelen geregistreerd voor de behandeling van stadium IV niet-kleincellige longkanker in de periode waarin wij patiënten includeerden. De resultaten bij patiënten met stadium IV waren veelbelovend, dus wilden we graag weten of het ook in een vroeg stadium effectief zou kunnen zijn. Ondertussen bleek echter uit een aantal grote studies waarbij EGFR-TKIs zijn vergeleken met chemotherapie, dat het hebben van een mutatie in het EGFR-domein de grootste voorspeller is voor respons op een EGFR-TKI. Dit werd pas duidelijk nadat onze studie was gestart. Mutaties in het EGFR-domein komen bij vijf tot vijftien procent in de westerse bevolking voor. Ook in onze groep patiënten had tien procent zo ‘n mutatie.”

Long- en traumachirurg i.o. Matthijs van Gool

Onverwachte uitkomsten

Hun studie leidde tot opvallende resultaten. Van Gool: “Bij 26 procent van de patiënten was sprake van meer dan vijftig procent necrose in het tumorweefsel, en bij 44 procent toonde de PET/CT-scan verminderde tumoractiviteit.” Met de huidige kennis over de rol van EGFR-mutaties in de effectiviteit van erlotinib een onverwachte uitkomst. “Je zou verwachten dat alleen de tien procent patiënten met een EGFR-mutatie een respons op de behandeling krijg”’, zegt Van Gool. “We moeten voorzichtig zijn met conclusies hieraan te verbinden, maar mogelijk spelen dus meer factoren een rol en dat gegeven wijst de weg naar gericht vervolgonderzoek. Er zou sprake kunnen zijn van een immunologisch bijeffect. Er zijn studies in cellijnmodellen die suggereren dat het remmen van de EGFR met een tyrosinekinase-inhibitor als erlotinib dit effect heeft, maar die hypothese moet nader onderzocht worden.”

“Het is een effectieve manier om snel te kunnen zien of een behandeling aanslaat en of het dus zin heeft om die voort te zetten”

Snel effect behandeling zichtbaar

Voor nu is duidelijk dat de PET/CT-scan een goed hulpmiddel is om het effect van de behandeling met targeted therapy te monitoren. “Vooral in de huidige tijd waarin veel nieuwe targeted therapy-middelen op de markt komen, kan dit helpen om snel het effect van de behandeling te laten zien, vroeg tijdens een behandeling”, zegt hij. “Mensen in onze studie bij wie de scan afname van activiteit in tumorweefsel liet zien, hadden meestal ook afname van vitaal tumorweefsel in de weggenomen longkwab. Al een week na start van de behandeling kan responsmonitoring met behulp van een PET/CT-scan bruikbare resultaten opleveren. Het is een effectieve manier om snel te kunnen zien of een behandeling aanslaat en of het dus zin heeft om die voort te zetten.” 

Inzicht in mogelijkheden

Inmiddels is het veld van de targeted therapy-behandeling van niet-kleincellige longkanker door de komst van nieuwe middelen zoals immunotherapie sterk in ontwikkeling. “Voor erlotinib bleek er in grotere gerandomiseerde onderzoeken geen toepassing als aanvullende therapie na een operatie”, zegt Van Gool. “Maar dit onderzoek heeft ons veel geleerd over de mogelijkheden – en moeilijkheden – van een behandeling voorafgaand aan een operatie.”

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Protocol brengt veelbelovende ‘orphan drugs’ sneller bij patiënt

Behandelaren en zorgverzekeraars slaan de handen ineen om geneesmiddelen tegen zeldzame ziekten sneller beschikbaar te krijgen, vertelt Niels Reijnhout. “Met het ODAP krijgen patiënten zo snel mogelijk na goedkeuring door het EMA al toegang tot het middel.”

Reanimatie bespreken? Alleen als het past

Artsen vragen op de spoedeisende hulp vaak routinematig naar reanimatievoorkeuren, maar volgens Yvo Smulders is het tijd om deze standaardpraktijk eens kritisch te bekijken. “Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat je die vraag zomaar stelt bij een routine-opname.”

Casus: man met klachten na penisvergroting

Een 38-jarige patiënt is net een week terug uit Turkije, waar hij in een kliniek een penisvergroting heeft ondergaan. Hij kan u niet precies vertellen wat er gebeurd is en klaagt vooral over pijn, roodheid en zwelling van de penis. Wat is uw diagnose?

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.