DOQ

Visceraal buikvet bij kinderen verhoogt risico op latere hart- en vaatziekten

Meer visceraal buikvet (vet rond de organen) op de kinderleeftijd leidt tot een dikkere en stuggere vaatwand op latere leeftijd. Dit geeft mogelijk een hogere kans op hart- en vaatziekten. Dat blijkt uit onderzoek van promovenda Isabelle van der Linden van het UMC Utrecht – Wilhelmina Kinderziekenhuis. “Juist bij kinderen en adolescenten is er een uitgelezen kans voor preventiestrategieën, om hart- en vaatziekten op latere leeftijd te voorkomen.”

Het proces van atherosclerose, een belangrijke oorzaak van hart- en vaatziekten, begint al op de kinderleeftijd. Het proces kan sneller gaan als gevolg van factoren als obesitas, een te hoge cholesterolwaarde of een verhoogde bloeddruk. “Deze risicofactoren komen helaas steeds vaker al op kinderleeftijd voor”, vertelt Van der Linden. “Preventiestrategieën kunnen op jonge leeftijd nuttig zijn om hart- en vaatziekten op latere leeftijd te voorkomen. De vraag is welke strategieën daarvoor het meest effectief zijn. Het doel van de studie was om op kinderleeftijd risicofactoren te vinden voor maten voor atherosclerose in de adolescentie.”

“Het blijkt dat vooral visceraal buikvet een risicofactor is”

Promovenda Isabelle van der Linden

030-WHISTLER studie

De studie richtte zich op drie leeftijdsfasen: vanaf geboorte tot 6 maanden, 5 jaar en 12 tot 16 jaar. Op babyleeftijd is gekeken naar het geboortegewicht en de gewichtstoename in de eerste maanden. Van der Linden heeft data gebruikt uit de 030-WHISTLER studie: een groot geboortecohort dat is opgezet in 2001 en circa 3.000 gezonde baby’s includeerde en opvolgde. “De studie is aanvankelijk opgezet om de ontwikkeling van astma te volgen, maar later zijn ook cardiovasculaire aspecten toegevoegd zoals metingen van buikvet en preklinische atherosclerose. We noemen het preklinisch omdat het bij kinderen en adolescenten nog geen klachten geeft.”

Risicofactoren

Van der Linden richtte zich op twee maten voor preklinische atherosclerose: de dikte en de stijfheid van de vaatwand van de halsslagader. Dat zijn indicatoren voor preklinische atherosclerose omdat atherosclerose in een bloedvat de vaatwand minder elastisch maakt en de binnenste laag van de vaatwand verdikt. Van der Linden vond verschillende risicofactoren op de kinderleeftijd voor een dikkere vaatwand in de adolescentie: meer postnatale gewichtsgroei, een hogere systolische bloeddruk, meer visceraal buikvet en een snellere toename daarvan vanaf 5 jaar. Wat betreft de vaatstijfheid in de adolescentie zijn een hogere BMI, meer visceraal buikvet en een snellere toename van de BMI belangrijke risicofactoren op kinderleeftijd. “We hebben verschillende soorten buikvet gemeten en geanalyseerd”, licht Van der Linden toe. “Visceraal buikvet bevindt zich rondom de organen, terwijl subcutaan buikvet onder de huid zit. Het blijkt dat vooral visceraal buikvet en de toename hiervan op de kinderleeftijd een risicofactor is voor preklinische atherosclerose in adolescentie.”

“Wij hebben metingen gedaan met echografie om de verschillende typen buikvet te onderscheiden”

Meten van buikvet

Risicofactoren in het vroege leven kunnen dus bijdragen aan veranderingen in de bloedvaten, die later het risico op atherosclerose verhogen. Met name de ontwikkeling van verschillende soorten buikvetweefsel als risicofactor op de kinderleeftijd is nog niet veel onderzocht, weet Van der Linden. “Buikvet is op verschillende manieren te meten. Een CT-scan is de gouden standaard, maar dat is kostbaar en praktisch niet haalbaar om bij grote groepen gezonde kinderen te doen. Wij hebben zelf metingen gedaan met echografie om de verschillende typen buikvet te onderscheiden. Onze resultaten benadrukken de atherogene rol van visceraal buikvet vanaf de vroege levensjaren, onafhankelijk van BMI.”

BMI

Over BMI zegt Van der Linden: “Dat is gemakkelijk en goedkoop te meten, maar maakt geen onderscheid in vetverdeling. BMI lijkt goed in staat om overmatige vetmassa bij jongeren met ernstige obesitas te identificeren, maar minder bij jongeren met overgewicht. Daarom zou het beter zijn om BMI te gebruiken in combinatie met andere maten van atherogeen risico, zoals vetweefsel. Dat is ook de boodschap van het commentaar bij onze publicatie.”

Visceraal en subcutaan vetweefsel zijn voorbeelden van zulke maten. “Maar de haalbaarheid van het uitvoeren van deze metingen op grote schaal vereist verder onderzoek, evenals de superioriteit ten opzichte van de tailleomtrek, een goedkopere en makkelijkere meting”, aldus Van der Linden.

“Het meten van buikvet kan wellicht kinderen identificeren met een ongunstig cardiovasculair risicoprofiel”

Meer inzicht

Het onderzoek van Van der Linden zal volgens haar niet meteen leiden tot een andere aanpak in de klinische praktijk. Het geeft wel meer inzicht in de vroege risicofactoren voor preklinische atherosclerose. Dat is uiteindelijk nodig om preventie- en managementstrategieën vorm te geven. “Gezien onze bevindingen kan het meten van visceraal buikvet wellicht kinderen identificeren met een ongunstig cardiovasculair risicoprofiel. We denken dat dat relevant is voor de vaatgezondheid op latere leeftijd. Met verder onderzoek willen we daar meer over te weten komen.”

Referentie: Van der Linden IA, Roodenburg R, Nijhof SL, et al. Early-Life Risk Factors for Carotid Intima-Media Thickness and Carotid Stiffness in Adolescence.JAMA Netw Open, 2024;7(9):e2434699.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?

Integrale geneeskunde in Nederland: tijd voor de volgende stap

Het spreekuur Integrative Medicine van Ines von Rosenstiel is erg populair en ook in andere ziekenhuizen groeit de belangstelling voor een dergelijk spreekuur. Hoe zorgen we ervoor dat IM een structureel onderdeel wordt van de reguliere zorg in Nederland?

Mindfulness in de zorg: allesbehalve zweverig

“Zorg goed voor jezelf. Er is er maar één van.” Dat zei een patiënt ooit tegen longarts Miep van der Drift. Ze weet als geen ander: mindfulness is niet alleen voor patiënten, maar ook voor zorgverleners. Ze geeft tips voor kleine veranderingen met een grote impact.

Medicatie vaak te lang voortgezet na ontslag uit ziekenhuis

Veel patiënten gebruiken in ziekenhuizen voorgeschreven opiaten, benzodiazepines en antipsychotica nog langdurig na ontslag, aldus Judith de Ruijter. “We geven artsen de tip om, als ze bij ontslag nieuwe medicatie voorschrijven, al meteen na te denken over stoppen.”

‘Impliciete sturing kan samen beslissen verstoren’

Het proces van samen beslissen kan worden verstoord door onbewuste aansturing op een bepaalde behandeling, aldus Anneleen Timmer en Suzanne Festen. “Misschien gaan veel behandelaars er onbewust vanuit dat de patiënt alles op alles wil zetten om de ziekte te bestrijden.”