Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Wanneer betalen zorgprofessionals belasting over hun fiscaal vermogen?
Of artsen en andere zorgprofessionals belasting moeten betalen over hun fiscaal vermogen hangt af van de hoogte van dit vermogen. Om de hoogte van het fiscale vermogen te kunnen bepalen, is het goed om te weten welke bezittingen wél, en welke bezittingen níet onder het fiscale vermogen vallen.
Wat is nu eigenlijk precies het fiscale vermogen? Het fiscale vermogen is de waarde van iemands bezittingen minus zijn of haar schulden. Neem hiervoor op 1 januari (peildatum) de waarde van al de eigen bezittingen. Tel daar eventueel de waarde van de bezittingen van de fiscale partner en/of minderjarige kinderen bij op. Breng de eigen schulden (minus de drempel) hierop in mindering. Doe hetzelfde met de schulden van de fiscale partner en de minderjarige kinderen.
Onder bezittingen verstaan we onder andere:
- bank- en spaartegoeden;
- aandelen, obligaties, winstbewijzen en opties die niet bij een aanmerkelijk belang horen;
- vorderingen, zoals uitgeleend geld en contant geld;
- tweede woning, bijvoorbeeld een vakantiewoning;
- overige onroerende zaken, bijvoorbeeld een woning die men verhuurt;
- het niet-vrijgestelde deel van kapitaalverzekeringen;
- rechten op periodieke uitkeringen die niet in box 1 worden belast;
- overige bezittingen, zoals een aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren (VvE) en cryptovaluta;
- nabetalingen van toeslagen;
- aandeel in een onverdeelde boedel.
Deze bezittingen zien we níet als vermogen:
- de eigen woning die het hoofdverblijf is. Hiermee wordt bedoeld de eigen woning die onder de eigenwoningregeling valt. Deze woning wordt aangegeven bij ‘Eigen woning’ in box 1 (inkomen uit werk en woning);
- het ondernemingsvermogen in de eigen praktijk;
- een auto;
- lijfsieraden;
- vermogen, zoals een pand dat men ter beschikking stelt aan een met hem of haar verbonden persoon die dit gebruikt in zijn onderneming. Bijvoorbeeld de partner of een minderjarig kind (jonger dan 18 jaar). De inkomsten hieruit, zoals huur, wordt aangegeven bij ‘Inkomsten uit ter beschikking gesteld vermogen’ in box 1;
- aandelen en dergelijke die bij een aanmerkelijk belang hoorden. Er is sprake van een aanmerkelijk belang als iemand, eventueel samen met zijn of haar fiscale partner, minimaal vijf procent bezit van de aandelen, opties en winstbewijzen in een bv of nv. De inkomsten hieruit wordt aangegeven bij ‘aanmerkelijk belang’ in box 2.
- het vermogen van de eigen (stamrecht-) bv.
Of een zorgprofessional belasting moet betalen over het eigen vermogen hangt af van de hoogte van dit vermogen. De waarde van zijn of haar bezittingen moet hoger zijn dan de waarde van de schulden.
Heffingsvrij vermogen en belastbare inkomen
Een vast bedrag van het eigen vermogen (bezittingen min schulden) is vrijgesteld van belasting. Dat is het heffingsvrij vermogen. Over het resterende belastbare inkomen uit vermogen betaalt eenieder belasting. De Belastingdienst gaat ervan uit dat mensen een fictief voordeel hebben uit hun grondslag sparen en beleggen. Over dit fictieve voordeel betaalt men dertig procent inkomstenbelasting.
Heeft iemand het hele jaar een fiscale partner? Of heeft iemand een deel van het jaar een fiscale partner en kiest hij of zij ervoor om het hele jaar fiscale partners te zijn? Dan wordt het heffingsvrij vermogen verdubbeld. Voor 2018 bedraagt de vrijstelling € 30.000 (2019: € 30.360). Als iemand een fiscaal partner heeft, dan wordt de vrijstelling verhoogd naar € 60.000 (2019: € 60.720).
Grondslag sparen en beleggen
Het deel van het eigen vermogen dat de Belastingdienst meerekent voor het vaststellen van iemands belastingheffing noemen we de grondslag sparen en beleggen. Over deze grondslag berekent de Belastingdienst iemands fictieve voordeel. Heeft iemand een fiscale partner? Dan mag hij of zij de grondslag sparen en beleggen tussen zichzelf en de partner verdelen.
Berekening belasting over inkomen uit vermogen over 2018
Eenieder betaalt belasting over het inkomen uit eigen vermogen: de zogenoemde grondslag sparen en beleggen (box 3). Dat is de waarde van de bezittingen min schulden op 1 januari van het jaar waarover de aangifte gaat, min het heffingsvrij vermogen. De Belastingdienst belast dus niet de werkelijke opbrengst, maar een fictief rendement over de waarde van de grondslag sparen en beleggen.
In 2018 (ook in 2019) zijn er drie schijven voor het berekenen van het fictief rendement. Over het berekende fictieve rendement betaalt men dertig procent inkomstenbelasting.
De overheid gaat ervan uit dat mensen meer rendement op hun vermogen behalen naarmate zij meer vermogen hebt. Ook gaat zij ervan uit dat mensen bij een hoger vermogen meer beleggen dan sparen. De Belastingdienst onderscheidt daarom twee rendementsklassen. Bij iedere volgende schijf gebruikt zij daarom een hoger percentage om het fictief rendement over iemands vermogen te berekenen. Onderstaande tabel laat zien hoe de schijven zijn opgebouwd.
Hoe berekent de Belastingdienst het rendement over iemands vermogen?
In schijf 1 berekent de Belastingdienst over 67% van iemands vermogen een fictief rendement van 0,36% (2019: 0,13%), en over de overige 33% berekenen zij een fictief rendement van 5,38% (2019: 5,6%).
In schijf 2 wordt over 21% van iemands vermogen een rendement van 0,36% (2019: 0,13%), en over 79% van iemands vermogen wordt een rendement van 5,38% (2019: 5,6%) berekend.
Valt een deel van het vermogen in schijf 3? Dan wordt over dat volledige deel een rendement van 5,38% (2019: 5,6%) berekend.
Percentage gemiddeld rendement
In tabel 1 staat ook een gemiddeld rendement per schijf. Met behulp van dit percentage is het mogelijk om zelf eenvoudig het eigen voordeel uit sparen en beleggen te berekenen. Om afrondingsverschillen zo klein mogelijk te maken, staan er drie cijfers achter de komma.
Hoe zijn deze percentages en verdeling tot stand gekomen?
Deze percentages worden ieder jaar opnieuw berekend en zijn gebaseerd op een gemiddeld landelijk rendement.
Verdeling spaargeld en beleggingen
Tabel 1 laat zien dat de overheid ervan uitgaat dat mensen een bepaald deel van hun vermogen sparen en een deel beleggen. In schijf 1 (tot en met € 70.800, 2019: € 71.650) ziet die verdeling er bijvoorbeeld als volgt uit: 67% van het vermogen wordt gebruikt om te sparen en met de overige 33% wordt belegd.
Deze verdeling baseert de overheid op gegevens uit alle belastingaangiften over 2012. De overheid beoordeelt in 2020 of deze verdeling nog voldoende aansluit bij de realiteit.
Percentage inkomstenbelasting over het rendement
Over het berekende rendement betaalt eenieder altijd dertig procent inkomstenbelasting.
Een voorbeeld uitgewerkt:
Een alleenstaande zorgprofessional heeft een bedrag aan spaargeld van € 130.000. De persoon heeft geen schulden. De grondslag sparen en beleggen is dan € 130.000 – € 30.000 heffingsvrij vermogen = € 100.000.
Het voordeel wordt berekend aan de hand van de schijven in box 3.
Volgens tabel 1 Berekening voordeel uit vermogen vanaf 2018, valt € 70.800 in de eerste schijf en € 29.200 in de tweede schijf.
De berekening van het voordeel in de eerste schijf gaat als volgt:
Voor 67% x € 70.800 = € 47.436 geldt het percentage van 0,36%. Het voordeel is dus 0,36% x € 47.436 = € 170.
Voor 33% x € 70.800 = € 23.364 geldt het percentage van 5,38%. Het voordeel is dus 5,38% x € 23.364 = € 1.256.
Het voordeel in de eerste schijf is in totaal € 1.426 (€ 170 + € 1.256).
De berekening van het voordeel in de tweede schijf gaat als volgt:
Voor 21% x € 29.200 = € 6.132 geldt het percentage van 0,36%. Het voordeel is dus 0,36% x € 6.132 = € 22.
Voor 79% x € 29.200 = € 23.068 geldt het percentage van 5,38%. Het voordeel is dus 5,38% x € 23.068 = € 1.241.
Het voordeel in de tweede schijf is in totaal € 22 + € 1.241 = € 1.263.
De berekening van de belasting over het fictieve voordeel in box 3 gaat als volgt:
Het voordeel in box 3 is in totaal € 1.426 + € 1.263 = € 2.689. Over dit voordeel is dertig procent belasting verschuldigd = € 806.
Van helder accountancy, belastingadvies en consultancy voor de zorg heeft de uiterste zorg besteed aan de totstandkoming van deze uitgave. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaardt Van helder geen enkele aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houdt zij zich aanbevolen.