Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Werken aan goede patiëntselectie voor protonentherapie bij longkanker
Eind 2019 is in Nederland gestart met protonentherapie bij longkanker. Een relatief nieuwe vorm van radiotherapie, waarmee gerichter bestraald kan worden dan met standaard fotonentherapie, vertelt radiotherapeut Judith van Loon. “Niet iedere patiënt komt hiervoor in aanmerking. We werken hard om helder te krijgen welke groep patiënten met longkanker de meeste baat heeft bij protonentherapie.”
Patiënten met longkanker die in aanmerking komen voor radiotherapie, worden standaard bestraald met fotonen, legt Judith van Loon uit. Zij is werkzaam in Maastro – dat beschikt over een van de drie protonencentra die Nederland rijk is. “Fotonentherapie maakt gebruik van röntgenstralen. Protonentherapie, daarentegen, maakt gebruik van kerndeeltjes. Het effect op de tumor is daarmee grofweg hetzelfde als met fotonen. Maar het grote voordeel van protonentherapie is de gerichtere dosisafgifte, wat in bepaalde gevallen leidt tot minder schade aan direct omliggende organen, zoals het hart, gezonde delen van de longen en de slokdarm.” Ook de rest van het lichaam wordt minder blootgesteld aan straling, waaronder de bloedvormende organen. Dit leidt tot minder anemie en lymfopenie. Van Loon: “We zien ook dat patiënten die behandeld zijn met protonentherapie vaker in aanmerking kunnen komen voor een adjuvante behandeling met immunotherapie dan patiënten die bestraald zijn met fotonen.”

“Met voorspelmodellen kunnen we voor beide vormen van radiotherapie de kans op bijwerkingen berekenen”
Radiotherapeut Judith van Loon
Model-based selectie
Om na te gaan of een patiënt in aanmerking komt voor protonentherapie passen we een model-based selectie toe, vertelt Van Loon verder. “Met deze methode berekenen we per patiënt of een behandeling met protonen voldoende voordeel oplevert, ofwel minder bijwerkingen, ten opzichte van fotonentherapie. We maken hiervoor een planningsvergelijking. Met behulp van voorspelmodellen, gebaseerd op gegevens van eerdere behandelde patiënten, kunnen we vervolgens voor beide vormen van radiotherapie de kans op bijwerkingen op verschillende organen berekenen.” Er is daarbij nationaal vastgesteld hoeveel minder kans op bijwerkingen protonentherapie moet geven ten opzichte van fotonentherapie, om in aanmerking te komen voor vergoeding.
“Op dit moment is protonentherapie te duur voor wat het oplevert”
Geografische variatie vermijden
Op basis van deze methode zou ongeveer 70% van de patiënten met stadium 3-longkanker in aanmerking komen voor protonentherapie, aldus Van Loon. Afgezien van het feit dat de drie protonencentra in Nederland (in Maastricht, Groningen en Delft) deze hoeveelheid patiënten niet zouden aankunnen, worden momenteel ook lang niet al deze patiënten doorverwezen. “In de regio’s waar de protonencentra staan, komen de patiënten vanzelf via de longarts bij ons terecht. Maar daarbuiten weten de longartsen en radiotherapeuten ons nog veel minder te vinden. Die geografische variatie moeten we verminderen door meer inzicht te geven in welke longpatiënt het meeste baat heeft van protonen.” Ook vanwege de kosten moet er iets veranderen aan hoe patiënten nu doorverwezen worden. “Op dit moment is protonentherapie voor de grote groep patiënten met longkanker niet kosteneffectief: de behandeling is te duur voor wat het oplevert. Dit heeft grotendeels te maken met de hoge investeringskosten. Maar we zullen ook patiënten beter moeten selecteren en specifiek díe groep behandelen waar we de grootste winst verwachten. Daar zetten we de komende jaren op in.”
“We werken hard om helder te krijgen welke groep patiënten de meeste baat heeft bij protonentherapie”
Onder de aandacht
De eerste stappen voor een betere patiëntselectie zijn al gezet, vertelt Van Loon verder. De Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie (NVRO) werkt aan een matrix waarin drie groepen patiënten worden onderscheiden: patiënten met heel hoge kans op voordeel van protonentherapie, een groep met een hoge kans en een groep met een lagere kans. “Vanaf de zomer nemen we deze matrix in gebruik”, zegt Van Loon. “De volgende stap is om ook patiëntkenmerken in de matrix op te nemen, zodat er al tijdens het multidisciplinair overleg bepaald kan worden of een patiënt voor een vergelijkingsplan doorverwezen zou kunnen worden. Dit betekent dat patiënten in een veel eerder stadium dan nu – vaak pas enkele dagen voor ze moeten starten met de behandeling – op de hoogte gebracht worden van de mogelijkheid van protonentherapie.” Dit helpt patiënten bij het nemen van de beslissing wel of niet te gaan voor deze behandeling, weet Van Loon.
Zij besluit: “We zijn dus echt hard aan het werk om helder te krijgen welke groep patiënten met longkanker de meeste baat heeft bij protonentherapie, en proberen dit bij alle longartsen in Nederland onder de aandacht te krijgen. Zodat we deze patiënten vanuit het hele land, en niet alleen vanuit onze regio’s, verwezen krijgen.”
Referentie: Cortiula F, Hendriks LEL, Wijsman R, et al. Proton and photon radiotherapy in stage III NSCLC: Effects on hematological toxicity and adjuvant therapy. Radiother Oncol 2024:190:110019.