Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
‘Behandeldoelen maagverkleining niet alleen onrealistisch maar ook misleidend’
De resultaten van een maagverkleiningsoperatie bij patiënten met ernstig overgewicht worden doorgaans beoordeeld op basis van behandeldoelen die meer op een ideaalbeeld zijn gebaseerd dan op realistisch haalbare uitkomsten. Dit concludeert maag-darm chirurg Arnold van de Laar in zijn proefschrift over bariatrische chirurgie. In de vijftig jaar waarin dit specialisme zich ontwikkelde tot een volwaardige, veilige en effectieve behandeling van ernstige obesitas, werden deze traditionele behandeldoelen echter nooit getoetst.
Maag-darm chirurg Arnold van de Laar constateert dat de behandeldoelen niet alleen onrealistisch zijn, maar ook oneerlijk en misleidend. Uit zijn studie blijkt dat bij meer dan driekwart van de patiënten enige mate van obesitas blijft bestaan. Wel blijkt dat het overgrote deel van de patiënten ook na lange tijd nog 20 tot 30 procent lichter is dan voor de operatie, wat een uitstekende gezondheidswinst betekent. Om teleurstelling, demotivatie en zelfs onnodige heroperaties te voorkomen, is het van groot belang om vooraf de patiënten eerlijk uit te leggen wat zij van een operatie wél kunnen verwachten en wat niet, aldus de promovendus.
De belangrijkste conclusies
- De populaire uitkomstmaat percentage excess weight loss (%EWL) kan leiden tot verkeerde conclusies over uitkomsten van bariatrische en metabole chirurgie en zou daarom niet meer mogen worden gebruikt.
- Geen enkel statisch criterium voor postoperatief gewichtsverlies, zoals 20% total weight loss, 50% excess weight loss, of 35kg/m2body mass index, is geschikt voor het opsporen van patiënten met tegenvallende resultaten na bariatrische chirurgie.
- De uitgangs- body mass index voorspelt noch het gewichtsverlies na een maagomleiding operatie, noch de postoperatieve verbetering van diabetes mellitus type 2.
- Resultaten van gewichtsverlies na bariatrische chirurgie worden het minst beïnvloed door verschillen in uitgangs- body mass index, als zij worden uitgedrukt als percentage alterable weight loss (%AWL).
- Door de correlaties met leeftijd en geslacht zijn de nadir gewichtsverlies resultaten na een maagomleiding operatie van mannelijke patiënten jonger dan 40 jaar gemiddeld vergelijkbaar met die van vrouwelijke patiënten ouder dan 40 jaar.
- Het persoonlijke stabiele lichaamsgewicht vóór de primaire bariatrische operatie moet als uitgangsgewicht worden gebruikt voor het berekenen van postoperatief gewichtsverlies, in plaats van het toevallige gewicht op de dag van de operatie; ook bij revisie chirurgie.
- Gewichtstoename na het aanvankelijke gewichtsverlies na bariatrische chirurgie moet worden berekend ten opzichte van het preoperatieve uitgangsgewicht, niet ten opzichte van het laagste postoperatief behaalde gewicht.
- Uitkomsten na bariatrische chirurgie ondersteunen de hypothese van een lichaamsgewicht homeostase met een persoonlijk richtgewicht dat onafhankelijk blijft van de bariatrische operatie.
- Bariatrische uitkomsten bij ernstig overgewicht voorspellen de minimale levensvatbare body mass index bij ernstig ondergewicht.
- Percentielgrafieken voor gewichtsverlies (vergelijkbaar met de groeicurven voor kinderen), gebaseerd op percentage alterable weight loss (%AWL) verdienen de voorkeur voor het beoordelen van gewichtsverlies, gewichtstoename en tegenvallende resultaten na bariatrische chirurgie, boven bestaande methoden.
- Langdurige follow-up na een maagomleiding operatie, inclusief bloedonderzoek, is essentieel, aangezien deficiënties vooral na de eerste twee postoperatieve jaren ontstaan.
- De grote spreiding in de uitgangs- body mass index onder bariatrische patiënten en, onafhankelijk daarvan, de grote spreiding in hun postoperatieve gewichtsverlies ondersteunen beide de hypothese dat obesitas niet één type ziekte is.
Bekijk hier het proefschrift van maag-darm chirurg Arnold van de Laar: Analyses of weight loss after bariatric surgery
Bron: Amsterdam UMC