Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Factor V Leiden verhoogt niet risico op atherotrombotische events
De aanwezigheid van factor V Leiden gaat niet gepaard met een toegenomen risico op atherotrombotische events en overlijden bij hoogrisicopatiënten met een manifeste en behandelde coronaire hartziekte (CHD). Dat is gevonden door een analyse van de gegevens van individuele deelnemers in het GENIUS-CHD-consortium. Daarom zal in deze patiëntenpopulatie de routinematige beoordeling van de factor V Leiden-status waarschijnlijk niet resulteren in een betere risicostratificatie van atherotrombotische events.
Factor V Leiden-trombofilie wordt gekenmerkt door een slechte anticoagulerende respons op geactiveerd proteïne C (APC) en een toegenomen risico op veneuze trombo-embolie (VTE). Diepe veneuze trombose (DVT) is de meest voorkomende VTE, waarbij de benen de meest voorkomende plaats zijn. Er zijn aanwijzingen dat heterozygositeit voor de Leidse variant hoogstens een bescheiden effect heeft op het risico op recidiverende trombose na de initiële behandeling van een eerste VTE.
Beïnvloedende factoren
De klinische expressie van factor V Leiden-trombofilie wordt beïnvloed door de volgende factoren:
- Het aantal Leidse varianten: heterozygoten hebben een licht verhoogd risico op veneuze trombose, maar homozygoten hebben een veel groter tromboserisico;
- Naast elkaar bestaande genetische trombofiele aandoeningen, die een additief effect hebben op het tromboserisico;
- Verworven trombofiele aandoeningen: antifosfolipide-antilichaam (APLA)-syndroom, paroxismale nachtelijke hemoglobinurie, myeloproliferatieve aandoeningen en verhoogde niveaus van stollingsfactoren; en
- Andere risicofactoren, waaronder zwangerschap, centraal veneuze katheters, reizen, gecombineerd gebruik van orale anticonceptie en andere anticonceptiva, orale hormoonvervangingstherapie (HRT), selectieve oestrogeenreceptormodulatoren (SERM’s), obesitas, beenletsel en gevorderde leeftijd.
Verband met atherotrombotische events
Er is geen onderzoek gedaan naar de rol van factor V Leiden bij patiënten met een hoger risico op atherotrombotische events, zoals patiënten met een manifeste CHD. Bij de trombusvorming die optreedt nadat een atherosclerotische plaque is geruptureerd, is stollingsactiviteit betrokken. Daarom is het mogelijk dat factor V Leiden een sterkere risicofactor zou kunnen zijn voor het optreden van atherotrombotische events bij patiënten met manifeste CHD.
Deze meta-analyse omvatte 25 prospectieve onderzoeken (18 cohorten, 3 case-cohorten, 4 gerandomiseerde trials) van het GENIUS-CHD-consortium waarbij patiënten waren betrokken met manifeste CHD op baseline. De studies omvatten 69.681 patiënten van wie 3.190 personen (4,6%) ofwel heterozygoot of homozygoot (n = 47) drager waren van factor V Leiden. De mediane follow-up per studie varieerde van 1,0 tot 10,6 jaar.
Myocardinfarct en overlijden
Het primaire eindpunt was een samenstelling van myocardinfarct en overlijden door CHD. Voor de analyses van het primaire eindpunt is gebruikgemaakt van 20 onderzoeken met opgeteld 61.147 deelnemers bij wie in totaal 6.849 events optraden. De aanwezigheid van factor V Leiden ging niet gepaard met het vaker optreden van dit gecombineerde eindpunt (hazard ratio 1,03; I2 = 28%; p-waarde voor heterogeniteit = 0,12).
Ook in een subgroepanalyse die was gebaseerd op de baseline kenmerken of strata van traditionele cardiovasculaire risicofactoren, kwamen geen relevante verschillen naar voren. De risicoschattingen voor de secundaire uitkomsten, waaronder beroerte, coronaire revascularisatie, cardiovasculaire mortaliteit en all-cause mortaliteit, waren eveneens vrijwel identiek bij patiënten met en zonder factor V Leiden.
Mahmoodi BK, Tragante V, Kleber ME, et al. Association of Factor V Leiden with Subsequent Atherothrombotic Events: A GENIUS-CHD Study of Individual Participant Data. Circulation. 2020 Jul 13. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/32654539/