Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Onderscheid oorzaak Lewy-body-dementie mogelijk door vroegdiagnostiek EEG
EEG in een vroege fase van dementie kan een vermoeden van Lewy-body-dementie (DLB) bevestigen. Dat is een van de conclusies van het proefschrift van Jessica van der Zande, die recent promoveerde aan de VU. Volgens Van der Zande kan EEG-onderzoek bijdragen aan de diagnosestelling en het volgen van patiënten met DLB.
Lewy-body-dementie (DLB) is na de ziekte van Alzheimer de meest voorkomende oorzaak van dementie op oudere leeftijd, vooral bij mannen. In de hersenen van DLB-patiënten bevinden zich Lewy bodies of Lewy-lichaampjes: eiwitverdikkingen in hersencellen die worden afgezet bij cellulaire stress, zoals de aanwezigheid van een giftige stof. De afwijkingen bevinden zich voornamelijk in het deel van de hersenen dat de automatische processen in het lichaam regelt, zoals de bloeddruk, de hartslag, zweten en plassen.
Aanvullend onderzoek
Doordat DLB zich klinisch in hetzelfde spectrum bevindt als de ziektes van Alzheimer en Parkinson, is de diagnose moeilijk te stellen en is er symptomatisch veel overlap. Tijdens haar promotietraject deed Jessica van der Zande aanvullend onderzoek bij patiënten die vermoedelijk aan DLB lijden, om de diagnose DLB eerder en beter te kunnen stellen. Ze maakte daarvoor gebruik van MRI-scans, EEG’s en nucleaire scans, zowel in de vroege fase van de ziekte als in patiënten met bevestigde DLB met en zonder bijkomende Alzheimer-pathologie.
Diagnosestelling bij DLB
Van der Zande kwam tot de conclusie dat een DAT-SPECT-scan, die het meest wordt gebruikt om DLB van de ziekte van Alzheimer te onderscheiden, de diagnose DLB met een sensitiviteit van 90 procent niet uitsluit. Een follow-up-scan kan in het beloop van de ziekte alsnog afwijkend worden. Zij concludeert verder dat een EEG bij DLB meestal al in de vroege fase van de ziekte afwijkend is, en vaker ernstiger is dan bij de ziekte van Alzheimer. Kwantitatieve EEG, schrijft zij, heeft een goede diagnostische waarde om DLB van AD te onderscheiden, ook in de vroege fase van de ziekte. Afwijkingen in het EEG zijn gerelateerd aan snellere progressie van milde cognitieve stoornissen naar DLB, maar mogelijk ook aan een betere respons op cholinesteraseremmers. De combinatie van DLB met Alzheimer-pathologie leidt volgens Van der Zande tot een snellere neurodegeneratie, die te zien is op MRI door meer atrofie in de hippocampus.
De promovenda concludeert dat EEG-onderzoek kan bijdragen aan de diagnosestelling en het volgen van patiënten met DLB. Toch blijft het ontbreken van een pathologische bevestiging van DLB een struikelblok bij het doen van uitspraken over relevante biomarkers bij het stellen van een diagnose.
Referentie: Proefschrift Jessica van der Zande, VU (https://research.vu.nl/en/publications/a-sharper-image-of-dementia-with-lewy-bodies-the-role-of-imaging-)