Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Tongzenuwstimulator kan behandeloptie zijn bij slaapapneu
De tongzenuwstimulator is sinds enige jaren een keus bij de behandeling van slaapapneu. De stimulator geeft een reductie van gemiddeld 70% van de nachtelijke ademstops. Hoewel de stimulator niet beter werkt dan CPAP, kan deze geschikt zijn voor mensen die CPAP niet verdragen. Het vraagt wel goede begeleiding van de patiënten, vertelt Marcel Copper, KNO-arts en somnoloog in St. Antonius in Nieuwegein.
De stimulator bestaat uit drie onderdelen. Tussen de ribben wordt een druksensor geplaatst die de ademcyclus detecteert. Onder het sleutelbeen wordt een implanteerbare puls generator (IPG) aangebracht: een klein kastje met een accu voor de stroomvoorziening. En vanuit de IPG gaat een elektrode naar de tongzenuw in de hals. Tijdens het slapen gaat bij iedere inademing een stimulus naar de tongzenuw waardoor de tong iets naar buiten komt. “Zo blijft de ademweg open”, aldus Marcel Copper.
“Als de tongzenuwstimulator aanstaat, kan de patiënt niet praten of drinken”
KNO-arts en somnoloog dr. Marcel Copper
Werking
Copper legt uit: “De patiënt zet de stimulator aan met een afstandsbediening. Deze gaat werken na een vooraf ingestelde tijd, meestal ongeveer een half uur. Dat geeft de patiënt tijd om in slaap te vallen. De stimulator werkt daarna continu, dus niet alleen bij een ademstop. Als de tongzenuwstimulator aanstaat, kan de patiënt niet praten of drinken. Die moet daarvoor het apparaat via de afstandsbediening pauzeren.”
De tongzenuwstimulator is ontwikkeld in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen. Het OLVG in Amsterdam en het St. Antonius gingen er zo’n acht jaar geleden in Nederland mee aan de slag en sinds 2017 wordt de behandeling vergoed. “In Nederland zijn momenteel zo’n 250 à 300 implantaten geplaatst”, laat Copper weten. “In het St. Antonius ziekenhuis hebben wij de stimulator inmiddels bij 135 patiënten geïmplanteerd.”
Permanent
Bij het aanbrengen zoekt de KNO-arts de tongzenuw op onder de kin. Daarbij worden ook de takjes van de tongzenuw geïdentificeerd die de tong naar buiten trekken. “Want we willen uiteraard niet dat de stimulator de tong naar binnen trekt. De operatie bestaat dus uit een incisie onder de kin en plaatsing van de druksensor en het kastje. We plaatsen niets in de mond. Plaatsing van de stimulator is permanent en het mooie is dat deze ingrijpt op de oorzaak van apneu, namelijk verslapping van de keelspieren.”
“Mensen moeten er wel aan wennen dat hun tong beweegt zonder dat zij dat zelf doen”
Multidisciplinair
Niet alle apneupatiënten komen in aanmerking voor de tongzenuwstimulator. Behandeling van slaapapneu begint met CPAP-therapie (Continuous Positive Airway Pressure), meestal een neusmasker. Voor ernstig apneu is dat een effectieve behandeling, zegt Copper. “CPAP geeft 90 procent of meer reductie van ademstops. Maar 25 tot 30 procent van de patiënten kan CPAP niet tolereren. Bijvoorbeeld door claustrofobie voor het masker, of doordat iemand veel beweegt tijdens de slaap. Als bij deze mensen ook een slaapbeugel niet werkt, kan de tongzenuwstimulator een alternatief zijn. We bespreken en onderzoeken iedere apneupatiënt altijd in een multidisciplinair team met een longarts, KNO-arts en een neurofysiologisch laborant.”
Wennen
Volgens Copper moeten mensen er wel aan wennen dat hun tong beweegt zonder dat zij dat zelf doen. “Daarom is begeleiding heel belangrijk. Met de afstandsbediening kan men de stimulator niet alleen aan en uit zetten, maar ook harder en zachter. Hoe harder de stimulator staat, hoe beter die werkt maar je wordt er dan ook eerder wakker van. De prikkeling kan dan onaangenaam zijn. De meeste mensen zijn tevreden over de stimulator, sommigen hebben wat intensievere begeleiding nodig.”
“Het lijkt me dat we eerst de ervaringen en het aanbod in de huidige vijf centra gaan evalueren”
Eerst evalueren
Plaatsing van een tongzenuwstimulator gebeurt nu inmiddels in vijf ziekenhuizen in Nederland. Copper verwacht niet dat dat aantal snel verder wordt uitgebreid. “Het lijkt me dat we eerst de ervaringen en het aanbod in de huidige vijf centra gaan evalueren. Het is belangrijk dat ieder centrum voldoende ingrepen doet, om problemen te herkennen en ervaring op te doen. Je bouwt geen expertise op als je slechts enkele plaatsingen per jaar doet. Het OLVG en wij ondersteunen de drie nieuwe ziekenhuizen bij het opstarten van de behandeling. Eventuele verdere groei van het aantal centra hangt af van de toename van het aantal patiënten de komende jaren.”