DOQ

Dr. Goedemans onderzocht decompressieve craniëctomie: ‘Als er eenmaal hersenzwelling is, moet zo snel mogelijk worden gehandeld’

De klinische uitkomsten op de lange termijn van decompressieve craniëctomie zijn hoger dan verwacht. En dat terwijl het beeld van veel neurochirurgen is dat ze patiënten deze operatie beter niet kunnen aandoen. Dat is de conclusie van het proefschrift van dr. Taco Goedemans, die recent promoveerde aan de UvA. “Ruim een derde van de patiënten is zorgzelfstandig.”

Een hersenbloeding, -infarct of trauma kan leiden tot acute hersendrukverhoging en levensgevaar. Deze patiënten komen in aanmerking voor een operatieve verlaging van de hersendruk door middel van decompressieve craniëctomie. De spoedoperatie geeft een goede uitkomst op de lange termijn bij een aanzienlijk deel van de patiënten die hem ondergaan.

dr. Taco Goedemans

Aandoen

Toch zijn de langetermijneffecten van decompressieve craniëctomie onzeker, zegt dr. Taco Goedemans. “We zijn het erover eens dat de ingreep de kans op sterven in het acute moment verlaagt”, zegt Goedemans. “Maar het is niet duidelijk of de ingreep wel genoeg bijdraagt aan de kwaliteit van leven op de langere termijn. De gedachten over deze operatie zijn vrij negatief bij de beroepsgroep: veel patiënten overlijden direct, of overleven met complicaties en een hoge zorgbehoefte. Wat neurochirurgen bijblijft is de vraag of ze hun patiënten zo’n ingreep wel hadden moeten aandoen.”

“De groep die zorgzelfstandig is, is groter dan we hadden verwacht op basis van de ervaringen van artsen. Wat ons betreft is het een eye-opener

Eye-opener

Goedemans vroeg zich af of dat beeld terecht is. Daartoe onderzochten hij en zijn collega’s retrospectief een cohort van ruim 200 patiënten die in het Amsterdam UMC, locatie AMC, een decompressieve craniëctomie hadden ondergaan. In een database, aangevuld met gegevens van huisartsen en relevante literatuur, bepaalde hij van deze patiënten de mate van zelfstandigheid volgens de Glasgow Outcome Scale. Uit de resultaten bleek dat 34 procent van de patiënten zorgzelfstandig is. “Dit is een veel grotere groep dan we hadden verwacht op basis van de ervaringen van artsen’”, zegt Goedemans. “Wat ons betreft is het een eye-opener.”

Geen controlegroepen

Een eye-opener, maar dan onder voorwaarden, relativeert Goedemans zijn eigen onderzoek. “Die 34 procent betreft álle patiënten die een decompressieve craniëctomie hebben ondergaan, vanwege een ernstig ongeval tot een herseninfarct. Dit percentage geeft dus een inzicht in de kans die deze patiënten in het algemeen hebben om na de ingreep zorgzelfstandig te functioneren.” Het is dus niet meer dan dat, zegt hij. “Hoewel we kunnen aannemen dat de kans op sterfte hoger is als er niet is besloten tot een decompressieve craniëctomie, kunnen we dat niet met zekerheid zeggen, omdat een controlegroep ontbreekt.”

“Voor de praktijk is het goed om te weten dat mensen met delayed cerebral ischemia relatief minder baat hebben. Je moet je afvragen of deze operatie dan zinvol is”

Zinvol

Bij nadere bestudering bleek dat sommige subgroepen meer profiteren van decompressieve craniëctomie dan anderen, zegt Goedemans. “Zo hebben jongere mensen met relatief weinig inklemmingsverschijnselen volgens hem een grotere kans op goed herstel na de ingreep dan mensen boven de 50. Voor patiënten met een subarachnoïdale bloeding lijken mensen met inklemming door hematoom of oedeem te profiteren van decompressieve craniëctomie.” Anderzijds hebben mensen met delayed cerebral ischemia, ischemieverschijnselen na de bloeding, relatief minder baat bij de ingreep, zegt hij. “Voor de praktijk is dat goed om te weten: je moet je bij die patiënten afvragen of het zinvol is om deze operatie te doen.”

Tijdscriterium bij inklemming na herseninfarct

Ook patiënten met inklemming door een herseninfarct lijken meer te profiteren van een decompressieve craniëctomie dan eerder werd aangenomen. Goedemans: “Bij een klein deel van de patiënten kan een herseninfarct gepaard gaan met een dusdanige zwelling dat een decompressieve craniëctomie een oplossing kan bieden. Maar nationale en internationale richtlijnen zeggen dat als hersenzwelling ontstaat na 48 uur vanaf het ontstaan van het infarct, die ingreep geen nut meer heeft. Dat is nergens op gebaseerd, omdat dit nooit goed is onderzocht.” Uit het cohort dat Goedemans onderzocht, bleek dat patiënten met inklemmingsverschijnselen na 48 uur geen slechter beloop kennen dan voor die tijd. “Ook in de literatuur zien we geen verschil. Op basis daarvan bevelen wij daarom aan om dit tijdscriterium niet meer te hanteren. Als er eenmaal hersenzwelling is, moet zo snel mogelijk worden gehandeld.”

“Op basis van ons onderzoek kun je een reëlere inschatting maken van de kansen voor de patiënt”

Betere inschatting

De resultaten van Goedemans’ onderzoek bieden naar eigen zeggen meer inzicht in het risico voor de patiënt. “Op basis van ons onderzoek kun je een betere inschatting maken van de kansen voor de patiënt. Nu wordt vaak gezegd: we kunnen deze operatie doen om het leven van een patiënt te redden, maar we kijken niet naar de kwaliteit van leven op de lange termijn. Hiermee kan die inschatting reëler worden gemaakt.”

Toch is Goedemans duidelijk over de knelpunten die zijn onderzoek kent. “Onderzoek vanuit gerandomiseerde klinische trials ontbreekt vaak. De klinische meerwaarde is groot, maar het bewijsniveau is soms laag. Dit onderzoek moet vooral deuren openen naar meer gegevens op dat gebied. Dan kunnen we op een later tijdstip gegrond zeggen: bij deze patiënt moeten we deze operatie echt niet doen.”


Dr. Taco Goedemans deed zijn promotietraject naast zijn studie Geneeskunde, die hij in september 2020 afrondde. Klik door voor zijn proefschrift.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?