Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Alert zijn op late medische effecten immuuntherapie
Moeheid, cognitieve klachten, concentratieproblemen, maar ook het uitvallen van de hypofyse, schildklier en bijnier. Het zijn late medische effecten van immunotherapie bij kanker. “Je hebt expertise nodig om die bijwerkingen te kunnen onderkennen en snel en adequaat te behandelen”, aldus dr. Aafke Meerveld-Eggink, internist-oncoloog melanoom en niercelcarcinoom in het NKI/AvL in Amsterdam.
De ontwikkelingen in de immunotherapie gaan snel. De eerste studies met immunotherapie zijn van tien jaar geleden, en inmiddels wordt de inzet ervan bij veel tumortypen onderzocht. De vooruitgang bij sommige tumoren is spectaculair. “Bij patiënten met diffuus uitgezaaid melanoom, die voorheen binnen een jaar na diagnose zouden overlijden, zien we bij een deel van de patiënten jaren na het staken van de behandeling op de scan geen enkele ziekte meer”, aldus Aafke Meerveld.
Auto-immuunbijwerkingen
Dat is geweldig nieuws, maar behandelaars krijgen ondertussen ook steeds meer zicht op de mogelijke bijwerkingen van immunotherapie. Meerveld: “Dat zijn vooral auto-immuunbijwerkingen. Het afweersysteem wordt aangezet door de immuuntherapie, en dan kan het gebeuren dat de afweer op hol slaat en de eigen organen gaat aanvallen. Dat kan bijvoorbeeld leiden tot colitis, longontstekingen en nierontstekingen.” Om de afweer terug te brengen naar normale activiteit krijgen patiënten hoge doseringen prednison voorgeschreven. “Vervolgens bouw je de prednison weer af. Bij sommige mensen werkt dat onvoldoende en dan schrijven we andere krachtige immuunsuppressiva voor. Ook die proberen we na verloop van tijd weer af te bouwen.”
“Als je er niet aan denkt dat die bijwerkingen van de immuuntherapie kunnen komen, zul je geen cortisol meten. Je komt dan niet achter de oorzaak”
Hormoonsuppletie
Sommige toxische bijwerkingen van de immunotherapie zijn echter blijvend, zoals het uitvallen van hypofyse, schildklier en bijnier. “Patiënten bij wie dat gebeurt, zitten vervolgens hun leven lang vast aan hormoonsuppletie”, vertelt Meerveld. “Als de bijnier uitvalt, maak je bijvoorbeeld geen cortisol meer aan. Je zult dan standaard driemaal daags tabletten moeten gebruiken om dat te compenseren. Voor patiënten heeft dat een enorme impact. Bijnierschorsinsufficiëntie kan lastig te diagnosticeren zijn. De klachten van de patiënt kunnen vaag zijn: moe, misselijk, malaise. Als je er als behandelaar niet aan denkt dat die bijwerkingen van de immuuntherapie kunnen komen, dan zul je geen cortisol meten. Je komt dan niet achter de oorzaak.” Wat het daarbij extra gecompliceerd maakt is dat bijwerkingen van de immuuntherapie zich tot een jaar na stopzetting ervan kunnen voordoen. “De patiënt meldt zich dan vaak eerder bij de huisarts dan in het ziekenhuis. Het risico bestaat dan dat de huisarts niet zomaar de relatie legt met de eerdere immuuntherapie.”
“Ondanks alle bijwerkingen wegen de voordelen van de immuuntherapie meestal ruimschoots op tegen de nadelen”
Kans op leven
Omdat de bijwerkingen zich op zoveel vlakken kunnen voordoen, is een multidisciplinaire setting een voorwaarde om immuuntherapie te kunnen geven binnen een ziekenhuis, benadrukt Meerveld. “Je hebt expertise nodig om die bijwerkingen te kunnen onderkennen en snel en adequaat te behandelen.” Ondanks alle bijwerkingen wegen de voordelen van de immuuntherapie meestal ruimschoots op tegen de nadelen, vervolgt ze. “Patiënten met uitgezaaide kanker komen zonder behandeling te overlijden. Mét immuuntherapie heb je een kans op leven, of tenminste verlenging van het leven. Dat moet je afwegen tegen eventuele bijwerkingen op de lange termijn. Het spreekt vanzelf dat je dit als behandelaar goed doorspreekt met patiënten. Zodat ze goed geïnformeerd beginnen aan de behandeling.”
“Plotseling hebben ze weer een toekomst. Geweldig nieuws, maar het kan ook existentiële vragen oproepen: hoe ga ik mijn leven weer inrichten?”
Nieuwe toekomst
Die behandeling kan soms zo succesvol zijn, dat er op de scan van de patiënt geen tumoren meer zijn te zien. “Voor patiënten kan dat een schokkende ervaring zijn”, aldus Meerveld. “Ze waren bezig zich voor te bereiden op het eind van hun leven, namen al afscheid van hun dierbaren, waren gestopt met werken, en plotseling hebben ze weer een toekomst. Dat is geweldig nieuws, maar het kan ook existentiële vragen oproepen: hoe ga ik mijn leven weer inrichten? Het is belangrijk dat ze daarbij goed geholpen worden, door coaching en psychologische ondersteuning. Zodat ze zich kunnen richten op een nieuw leven, met nieuwe mogelijkheden.”