Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Reumatoloog prof. dr. Van der Horst over genderverschillen: ‘Adam is geen Eva, ook niet als het om reumatologische aandoeningen gaat’
Van hart- en vaatziekten was al bekend dat genderverschillen een rol spelen, maar bij reumatologische aandoeningen is dit net zo goed het geval. “Als het om Bechterew gaat zijn biologicals bij vrouwen minder effectief dan bij mannen”, merkte reumatoloog prof. dr. Van der Horst-Bruinsma in de praktijk. Aanleiding voor haar om bij aanvaarding van haar hoogleraarschap reumatologie zich verder te verdiepen in genderaspecten bij musculosketale ontstekingsziekten.
Heb je als reumatoloog een vrouw in de behandelkamer die je een medicamenteuze behandeling voorschrijft voor de ziekte van Bechterew? Beslis dan niet al na drie maanden dat het middel niet werkt, maar zie het iets langer aan, want misschien duurt het bij een vrouwenlichaam iets langer voordat het middel aanslaat dan bij een mannenlichaam. En afgezien daarvan: zorg dat je bij vrouwen de diagnose Bechterew niet mist.
Minder dan bij mannen
Deze heldere boodschap heeft prof. dr. Irene van der Horst-Bruinsma voor haar collega-reumatologen. Het is een boodschap die heel mooi aansluit bij de titel van haar inaugurele rede ‘Adam is geen Eva. Man-vrouw verschillen bij reumatische aandoeningen’(28 november Amsterdam UMC, locatie VUmc), bij het aanvaarden van het hoogleraarschap reumatologie, in het bijzonder genderaspecten bij musculosketale ontstekingsziekten. Van hart- en vaatziekten was al bekend dat genderverschillen een rol spelen, maar bij reumatologische aandoeningen is dit dus net zo goed het geval. “Ik merkte die in de dagelijkse praktijk, aan de vraag of biologicals bij mannen en vrouwen wel even goed werken”, zegt Van der Horst. “Als het om Bechterew gaat zijn ze bij vrouwen minder effectief, bij hen daalt de ziekteactiviteit bij toepassing van biologicals minder dan bij mannen.”
Genderverschillen en vetweefsel
De vraag welke mechanismen aan genderverschillen ten grondslag liggen, hoopt Van der Horst met haar leerstoel te gaan beantwoorden. “Bechterew komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen”, vertelt ze. “In studies die worden gedaan om de effectiviteit van geneesmiddelen bij Bechterew aan te tonen, is het aantal vrouwen daarom te gering om het geslachtsverschil in die effectiviteit boven tafel te krijgen. Maar als je de data uit meerdere onderzoeken gaat samenvoegen, vind je de verschillen die eerder ondergesneeuwd waren wel. Dit leidt tot de vraag of we de uitkomstmaten wel goed gekozen hebben. We bepalen die op basis van vragenlijsten en we weten dat vrouwen hierbij hogere scores geven dan mannen. Daarom hebben we als alternatief een fysieke functietest ontwikkeld, waarmee we met een stopwatch bij gestandaardiseerde handelingen in kaart brengen of geneesmiddelen invloed hebben op de snelheid waarmee patiënten die kunnen volbrengen. Daarnaast moeten we ook verder kijken naar de verschillen in lichaamssamenstelling tussen mannen en vrouwen. We weten dat vrouwen meer vetweefsel hebben dan mannen en dat vetweefsel in staat is ontstekingsfactoren aan te maken. Eerder onderzoek toonde al aan dat er een relatie bestaat tussen het vetpercentage en de klinische respons op geneesmiddelen, dus het is beslist interessant die relatie verder te onderzoeken.”
Kentering in denken
Het is belangrijk om voor dat onderzoek samenwerking te zoeken met de farmaceutische industrie, stelt Van der Horst. “Het heeft me een paar jaar gekost om dit voor elkaar te krijgen”, zegt ze, “en dat snap ik ook wel. Als onderzoek aantoont dat je geneesmiddel minder effectief is voor vrouwen, is dat geen fijne pr-boodschap. Maar ik zie nu toch bij een aantal grote farmaceutische bedrijven echt wel een kentering in de bereidheid om hierover mee te denken. Die bedrijven beschikken over relevante data op dit gebied en ik verwacht dat ze binnenkort met veel gegevens naar buiten zullen komen.”