DOQ

HPV-geasso­cieerde hoofd-halskanker: bewust­wording is cruciaal

De kennis van hoofd-halskanker, veroorzaakt door HPV, is laag onder de Nederlandse bevolking. Huisartsen zijn beter op de hoogte. Dat blijkt uit onderzoek van Femke Verhees, KNO-arts in het Maastricht UMC+. Daarnaast deed Verhees ook onderzoek naar nieuwe mogelijke behandelopties voor HPV-positieve en -negatieve hoofd-halskanker. “Het is belangrijk om de kennis over dit onderwerp te vergroten. Daar is voor de behandelaar een grote taak weggelegd.”

Hoofd-halskanker is met jaarlijks 3000 nieuwe diagnoses in Nederland de achtste meest voorkomende kankersoort. Ongeveer 3% van alle gevallen van kanker bevindt zich in het hoofd-halsgebied. Slechts de helft van deze patiënten is na vijf jaar nog in leven. De belangrijkste risicofactoren van hoofd-halskanker zijn overmatig alcoholgebruik, roken en een infectie met het humaan papillomavirus (HPV).

“Als de bekendheid onder de Nederlandse bevolking toeneemt, zullen hopelijk minder OPSCC-patiënten ontstaan”

KNO-arts Femke Verhees

Prognose

HPV-geassocieerde mond-keelholtekanker (orofaryngeaal plaveiselcelcarcinoom, OPSCC) komt de laatste decennia steeds vaker voor. Uit cijfers van het Maastricht UMC+ blijkt dat de prevalentie van HPV bij OPSCC in 2011 was gestegen naar 50%. Deze was in 2004 nog 21%. Dat is onder meer toe te schrijven aan het feit dat het aantal tabaksgerelateerde gevallen van OPSCC is gedaald. Toch valt de stijging op, omdat er al sinds 2010 een vaccin beschikbaar is tegen alle HPV-geassocieerde kankers: baarmoederhals-, anus-, peniskanker en HPV-geassocieerd hoofd-hals-plaveiselcelcarcinoom.

Dat was reden voor onderzoekers van het Maastricht UMC+ om onderzoek te doen naar de bekendheid van HPV en de bestaande vaccins, zowel onder huisartsen als de Nederlandse bevolking. “We zien een toename van het aantal patiënten met HPV-positieve OPSCC”, zegt Femke Verhees, KNO-arts in het Maastricht UMC+. Zij promoveerde onlangs op dit onderwerp. “We willen ons richten op deze groep patiënten met HPV-positieve mond-keelholtekanker. Als de bekendheid onder de Nederlandse bevolking toeneemt en meer mensen het vaccin nemen, zullen hopelijk minder HPV-positieve OPSCC-patiënten ontstaan.”

“Een huisarts ziet gemiddeld eens per vier jaar een patiënt met hoofd-halskanker”

Vragenlijstonderzoek

Verhees en haar collega’s wilden weten wat de kennis was onder de Nederlandse bevolking en onder huisartsen over HPV als risicofactor voor OPSCC. Dat was al eerder onderzocht in andere Europese landen, maar nog niet in Nederland. Uit vragenlijstonderzoek onder de Nederlandse bevolking bleek dat slechts een derde van de deelnemers van HPV had gehoord. Weer een derde daarvan wist dat HPV een risicofactor is voor OPSCC. Van de hele onderzochte groep wist ongeveer de helft dat er een HPV-vaccin beschikbaar is. “De kennis over HPV en het vaccin was wel groter onder vrouwen en jongeren van 18 tot 30”, zegt Verhees. “Misschien omdat HPV vooral is geassocieerd met baarmoederhalskanker.”

Onder huisartsen was meer bekendheid van HPV als risicofactor voor OPSCC: driekwart van de ondervraagde huisartsen was hiervan op de hoogte. Toch ontbrak gedetailleerde kennis bij deze groep, aldus Verhees. “Slechts een derde van de huisartsen wist dat patiënten met HPV-positieve OPSCC vaker mannelijk zijn, en iets meer dan de helft van de deelnemers wist dat deze patiënten vaak jonger dan 60 zijn.” Dat is niet vreemd, denkt de onderzoeker: “Een huisarts ziet gemiddeld eens per vier jaar een patiënt met hoofd-halskanker. Ergens is het dus logisch dat die detailkennis niet aanwezig is.”

Behandelopties

Naast het afnemen van vragenlijsten deed Verhees onderzoek naar nieuwe mogelijke behandelopties voor HPV-positieve en -negatieve hoofd-halskanker. Zij testte op HPV-positieve en -negatieve cellijnen van hoofd-halskankertumorcellen drie soorten geneesmiddelen: PI3K-remmers (alpelisib, buparlisib en gedatolisib), CDK4/6-remmers (palbociclib en ribociclib) en het antivirale middel cidofovir. Dit vergeleek ze met het groeiremmende effect van cisplatine.

“We zagen dat met cidofovir en de PI3K-remmers alle cellijnen werden geremd in hun groei”, zegt Verhees. “Dat komt doordat cidofovir zorgt voor DNA-schade. PI3K-remmers beïnvloeden de stofwisseling van de cellen.” Bij de CDK4/6-remmers zag Verhees alleen groeiremming bij de HPV-negatieve cellijnen. “We zagen een duidelijke remming van de celcyclus. Het middel werkte niet bij HPV-positieve cellijnen, wat we van tevoren hadden verwacht: het eiwit waar de CDK-remmer op inwerkt is in deze tumorcellen uitgeschakeld.”

Over het algemeen lieten alle drie de soorten geneesmiddelen op cellijnniveau goede resultaten zien op het gebied van remming van de groei, zegt Verhees. “Dat geeft ons inzicht in het werkingsmechanisme van deze geneesmiddelen.” Bij vervolgonderzoek naar werkende geneesmiddelen is het essentieel om ook te kijken naar de omgeving van tumorcellen. “Een cellijn is niet representatief voor een tumor in een patiënt, omdat de cellen daaromheen ook van invloed zijn op het ziektebeeld.” De volgende stap in klinisch onderzoek naar de werkzaamheid van geneesmiddelen op tumoren is daarom een ex vivo-model. Dat zou een representatiever beeld moeten schetsen.

“Ook wat betreft stigmatisering van patiënten is er voor de behandelaar een taak weggelegd”

Kennis delen

In afwachting van nieuwe geneesmiddelen vindt Verhees dat artsen kennis moeten blijven delen over HPV met hun patiënten. “Het is belangrijk om de kennis over dit onderwerp te vergroten. Ook wat betreft stigmatisering van patiënten is er voor de behandelaar een taak weggelegd, omdat HPV het beeld heeft van een seksueel overdraagbare ziekte. Ze worden ervan beschuldigd dat ze wisselende contacten hebben. Maar dat hoeft niet zo te zijn: 80 tot 90% van de mensen wordt in zijn of haar leven besmet met HPV.”
“Ik kan me voorstellen dat er bij de huisarts mensen komen die vragen hebben over het vaccin, of dat er ouders zijn die zich afvragen of ze hun kind moeten laten vaccineren”, zegt Verhees. “Het is fijn om daar als arts gedegen informatie over te kunnen geven: het gaat niet alleen om baarmoederhalskanker, maar om nog vijf andere soorten. En het feit dat HPV ook bij mannen kanker kan veroorzaken.”

Referentie: Verhees F. Increasing awareness and therapeutical options to improve prognosis of HPV positive and HPV negative head and neck cancer. Maastricht: Maastricht University, 2023. 209 p.

Lees meer over:


Voor u geselecteerde artikelen

‘Bevolkings­onderzoek sluit onvoldoende aan bij mensen met verstande­lijke beperking’

Mensen met een verstandelijke beperking nemen veel minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken naar kanker dan de algemene bevolking, vertelt Amina Banda. Ook krijgen zij minder vaak vervolgonderzoek. “Deze groep kan allerlei barrières voor deelname ervaren.”

Vertragen, verdragen en verbinden in moeilijke gesprekken

In de palliatieve zorg spelen niet alleen emoties bij de patiënt een rol, maar ook bij de zorgverlener. Machteld Muller legt uit hoe zelfinzicht helpt bij verbinding met je patiënt. “Herkennen van je eigen ‘rode knoppen’ helpt om uit vervelende dynamieken te blijven.”

Hoe je medische misinformatie als zorgverlener kunt aanpakken

Waarom geloven mensen dat zonnebrandcrème gevaarlijk is, of wantrouwen ze bewezen interventies zoals vaccins? Tom van Bommel vertelt over de mechanismen achter zulke overtuigingen. “Technieken waarmee misinformatie zich verspreidt, kunnen óók ten goede worden ingezet.”

Casus: patiënte met dyspnoe naar de EHH

Een oudere obese vrouw presenteert zich op de Eerste Hart Hulp vanwege dyspnoe. Die begon twee weken geleden en was aanvankelijk inspanningsgebonden, nu ook bij platliggen. Ze plast nog maar kleine beetjes sinds drie dagen. Wat is uw diagnose?

Casus: patiënt met progressieve inspanningsdyspneu

Een patiënt presenteert zich met progressieve inspanningsdyspneu. Voorheen was hij in staat om zonder klachten te tennissen, nu ervaart hij kortademigheid bij stevig doorwandelen. Er is geen sprake van hoesten, sputumproductie of koorts. Wat is uw diagnose?

Uitgebreid bloedonderzoek met één simpele vingerprik

Capillaire bloedafname via een vingerprik blijkt bij meer dan 30 standaardbepalingen een goed alternatief voor venapunctie, concludeerde Martijn Doeleman. “Patiënten kunnen zelf de vingerprik doen. Gewoon thuis, wanneer het hen uitkomt.”

Cultuur­sensitieve zorg in de praktijk: lessen van Mammarosa

Taal- en cultuurverschillen kunnen de communicatie met zorgverleners flink bemoeilijken. Stichting Mammarosa biedt hierin uitkomst. Samia Kasmi vertelt hoe belangrijk cultuursensitieve communicatie is, en hoe artsen hierin het verschil kunnen maken.

‘Er is een trend naar meer visuele informatie’

“Voor patiënten blijkt de juiste toedieningsroute van een geneesmiddel niet altijd vanzelfsprekend te zijn”, vertellen Yara Mangindaan en Nike Everaarts-de Gruyter. Zij hielpen medicijnpictogrammen te ontwikkelen die ondersteunen bij goed gebruik van geneesmiddelen.

Werkbereidheid bij een crisis niet vanzelf­sprekend

Ziekenhuizen kunnen tijdens een crisis niet blind vertrouwen op hun personeel, concluderen Dennis Barten en Lindsy Engels. Werkbereidheid hangt sterk af van verschillende factoren. “Het is belangrijk om te ontdekken wat nodig is om voor te bereiden op crisissituaties.”

Casus: man met dysfonie­klachten

Een 42-jarige man komt op uw spreekuur met dysfonieklachten, twee maanden geleden ontstaan in een periode van veel hoesten. Aan het einde van de dag worden de klachten erger en het is lastig om een lang gesprek te voeren. Wat is uw diagnose?