Log in om uw persoonlijke bookmarks op te kunnen slaan.
Immuuntherapie verbetert uitkomsten diverse huidtumoren
Naarmate de incidentie van huidtumoren blijft stijgen en de behandeling met immuuntherapie toeneemt, zullen dermatologen en hun patiënten steeds vaker deze nieuwe behandeloptie tegenkomen. De komst van immuuntherapie heeft een revolutie teweeggebracht in de behandeling van diverse huidtumoren. Blokkerende antilichamen tegen CTLA-4 en PD-1/PD-L1 hebben namelijk de overleving van veel patiënten verbeterd. Dit staat beschreven in een nascholingsartikel in het JAAD.
Immuuntherapie is een hoeksteen geworden van de behandeling van gevorderde huidtumoren. Via remming van het cytotoxische T-lymfocyt-geassocieerde proteïne 4 (CTLA-4), geprogrammeerde celdood-1 (PD-1) en het ligand daarvan (PD-L1) worden tumorcellen doelgericht, op een indirecte wijze vernietigd. Dat gebeurt door geactiveerde T-lymfocyten die de micro-omgeving van de tumor infiltreren.
Ontwikkeling en indicaties
De eerste goedgekeurde checkpointremmer voor de behandeling van huidtumoren was ipilimumab. Dit medicijn werd gevolgd door nivolumab, pembrolizumab, cemiplimab en avelumab.
Tegenwoordig zijn de checkpointremmers niet alleen geïndiceerd voor de behandeling van het melanoom, maar ook voor het plaveiselcelcarcinoom van de huid en het merkelcelcarcinoom. Er is momenteel geen checkpointremmer goedgekeurd voor basaalcelcarcinoom, huidlymfomen, huidsarcomen of cutane adnex-tumoren.
Werkingsmechanisme
Ipilimumab blokkeert de negatieve regulator CTLA-4, wat resulteert in verhoogde T-helpercellen en verminderde immunosuppressieve activiteit van regulerende T-cellen. Pembrolizumab en nivolumab blokkeren selectief PD-1-receptoren en onderdrukken de expressie hiervan door geactiveerde T- en B-lymfocyten, monocyten en natural killer-cellen. Atezolizumab, avelumab en durvalumab remmen de binding van PD-L1 aan PD-1-receptoren op T-lymfocyten, waardoor die cellen uit hun rusttoestand komen en een nieuwe impuls voor de anti-tumorrespons ontstaat.
Voorspellende biomarkers
Er zijn diverse markers voor de anti-tumorrespons op immunotherapie onderzocht. Hoewel sommige markers gerelateerd zijn aan een toegenomen overleving van melanoompatiënten, zijn er momenteel geen gevalideerde markers.
De PD-L1-expressie zou gebruikt kunnen worden voor het identificeren van melanoompatiënten die meer kans hebben om te responderen op een checkpointremmer. Er wordt echter niet routinematig aanbevolen om de PD-L1-expressie te gebruiken voor het maken van therapeutische beslissingen.
Markers in ontwikkeling
Er zijn verschillende aanvullende biomarkers voor immuuntherapie in ontwikkeling voor melanoom, waaronder het relatieve eosinofielen- en basofielengetal, een laag absoluut monocytengetal, lactaatdehydrogenase en de neutrofiel/lymfocyt-ratio.
Verder wordt een afname van regulerende T-cellen en een toename van geactiveerde CD8-positieve cellen genoemd als mogelijke biomarkers. Hoewel de PD-L1-expressie toegenomen lijkt te zijn in vergevorderde hoog risico plaveiselcelcarcinomen in vergelijking met normale huidmonsters, lijkt deze expressie niet te correleren met de anti-tumoractiviteit van PD-1-remming.
Er wordt vaker een hogere tumor mutational burden waargenomen bij immuungecompromitteerde patiënten met een plaveiselcelcarcinoom. Daarnaast is voorgesteld dat het optreden van immuungerelateerde adverse events een potentieel nuttige indicatie is voor een anti-tumorrespons op checkpointremming. Er zijn momenteel geen voorspellers voor de respons van merkelcelcarcinomen op checkpointremming beschikbaar.
Lopend onderzoek
Bij de behandeling van melanoompatiënten zijn ipilimumab in combinatie met nivolumab of nivolumab of pembrolizumab als monotherapie standaard eerstelijnsopties geworden. Er lopen meerdere trials naar de rol van PD-L1-remmers, waaronder atezolizumab en avelumab, voor de behandeling van gemetastaseerd melanoom.
Referenties: Barrios DM, Do MH, Phillips GS, et al. Immune checkpoint inhibitors to treat cutaneous malignancies. J Am Acad Dermatol. 2020;83:1239-1253. https://www.jaad.org/article/S0190-9622(20)30962-2/fulltext, https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/32461079/